Recensie: Becoming an IM

Titelhouder, wie droomt er niet van? Een hoge rating is voor veel schakers belangrijk, maar echte erkenning begint pas bij het behalen van een titel. Het ultieme doel in schaken is uiteraard de groot­meester­titel. Zeker als talentvolle jongere is dit waar je naar streeft. Velen van ons komen vroeg of laat tot de conclusie dat zo’n titel net te hoog gegrepen is. Als grootmeester worden er niet in zit, waarom dan niet gaan voor de titel van internationaal meester? Dat moet toch mogelijk zijn, of niet?

Hoe word je dan internationaal meester? Door nog meer te oefenen op tactiek? Of kun je juist het verschil maken in het eindspel? Deze vragen komen allemaal voorbij in het boek Becoming an IM van Cyrus Lakdawala. Veelschrijver Lakdawala heeft al de nodige boeken op zijn naam staan, met name op het gebied van openingen, maar daarnaast ook over wereldtoppers zoals Carlsen, Kramnik en Fischer. Een boek over zijn eigen weg naar de IM-titel ontbrak tot nu toe. Op verzoek van zijn fans is dit boek er dan nu gekomen, uiteraard in zijn kenmerkende humorvolle stijl. Verwacht daarom geen gedetailleerd instructie­plan met welke stappen er precies nodig zijn om de IM-titel te bereiken.

Becoming an IM

In de introductie geeft Lakdawala al aan welke trainingsmethodes hij heeft toegepast om zijn doel te bereiken. Naast bekende adviezen zoals oefenen op tactiek en het doorlopen van duizenden partijen met commentaar, benoemt hij ook minder vanzelfsprekende methodes, zoals trainen met de engine door te spelen tegen de openingen die je zelf speelt, of door het verbeteren van je concentratie door dagelijks de mediteren.

Het vervolg van het boek bestaat uit 14 hoofdstukken waarin diverse thema’s aan de orde komen, zoals het objectief beoordelen van stellingen, hoe om te gaan met sterkere tegenstanders, het kiezen van de juiste opening, wat in dit geval neerkomt op het kiezen van een opening die bij je eigen speelstijl past. Voor het bespreken van deze thema’s neemt Lakdawala voornamelijk zijn eigen partijen als uitgangspunt, om daarbij ook de psychologische aspecten mee te kunnen nemen. Daarnaast hanteert Lakdawala een aantal principes die gedeeltelijk al aan de orde zijn gekomen in de introductie, zoals niet de stelling openen wanneer je achterstaat in ontwikkeling. 

Bij het doorlopen van de partijen staat Lakdawala regelmatig stil bij cruciale momenten. Deze zijn opgenomen in de vorm van opgaven, waarmee de lezer zelf aan het denken wordt gezet. Zeker in de e-book versie, die verkrijgbaar is via Forward Chess, is dit een prettige manier om niet klakkeloos door de partijen te gaan. Het niveau van de opgaven is daarbij wisselend. Soms is het antwoord snel gevonden, andere opgaven vergen flink wat meer denkwerk. Het volgende voorbeeld is afkomstig uit het hoofdstuk over het verliezen van alertheid in een gewonnen stelling.

 

Aldama, Dionisio – Lakdawala, Cyrus

1. d4 d5 2. c4 c6 3. Pc3 Pf6 4. Pf3 dxc4 5. e4 b5 6. e5 Pd5 7. a4

Alternatieven zijn 7. Pg5 en 7. Le2.

7… e6 8. Pg5

Gebruikelijker is 8. axb5.

8… h6 9. Pge4 b4 10. Pb1 La6 11. Df3?!

Over deze (zwakke) zet schrijft Lakdawala dat zijn tegenstander deze vrijwel zeker had voorbereid met uitsluitend als doel om hem in de war te brengen.

11… Db6?!

Dit is niet de sterkste zet die zwart tot zijn beschikking heeft. 11… c5! is praktisch bijna een weerlegging van wits idee. 12. dxc5 Pc6 13. Pd6+ Lxd6 14. exd6 Pd4 15. De4 Pb3 en wit zit diep in de problemen, Jacobs-Hartston, Torquay 1982.

12. Dg4 Pd7

12… Dxd4?? 13. Pd6+ verliest de dame. Daarentegen ziet 12… h5 13. Dh4 c3! er goed uit voor zwart.

13. a5!

Lakdawala rekende op 13. Pd6+?? Lxd6 14. Dxg7 Lf8 15. Dxh8 Dxd4 met een fantastische stelling voor zwart.

13… Db7!

13… Dc7?! 14. Pbd2 is prima voor wit.

14. Pbd2

Opnieuw rekent Lakdawala op 14. Pd6+ Lxd6 15. Dxg7 Lxe5 16. dxe5 O-O-O 17. Dxf7 Dc7 waarna wit de achterstand in ontwikkeling niet zal overleven.

14… c3 15. Pc4

Wit vermijdt 15. bxc3? bxc3 16. Pc4 Lxc4 17. Lxc4 Db4 18. De2 c2+ 19. Pd2 Dc3! (dubbele aanval) 20. Ta2 Dxd4 en hier is 21. Pf3?? geen redding vanwege 21… Lb4+ 22. Pd2 Pf4.

15… Lxc4

Praktisch gedwongen, een paard op d6 is zeker niet welkom.

16. Lxc4

16… cxb2?

Lakdawala geeft bij deze zet aan dat hij meer gewicht toekent aan materiaal dan aan ontwikkeling, een tekortkoming die hij al vanaf zijn jeugd kent. Hij verwerpt de zet 16… c5! op basis van de principes niet de stelling openen wanneer de tegenstander het loperpaar bezit en niet de stelling openen bij een achterstand in ontwikkeling. Zwart komt daarentegen in het voordeel met deze pionzet, zie 17. bxc3 bxc3 18. Pxc5 (18. dxc5 Pxe5 is gunstig voor zwart) 18… Pxc5 19. dxc5 Lxc5! en als wit de pion pakt met 20. Dxg7? (Wit moet gaan voor 20. O-O) is 20… O-O-O een sterke voortzetting voor zwart, waarna wit hopeloos onderontwikkeld is.

17. Lxb2 g6 18. O-O Le7 19. Lc1!?

Gevaarlijker voor zwart is 19. h4! h5 20. Dg3 Tb8 21. Lc1! met sterk spel voor wit op de verzwakte zwarte velden.

19… Kf8?!

De engine geeft de voorkeur aan 19… h5 om opties voor de zwarte koning open te houden.

20. Ld2

20. h4 h5 21. Df3! Kg7 22. Lg5! en zwart zit in de problemen.

20… Tb8

Van deze zet geeft Lakdawala aan dat het wellicht beter was geweest om het principe beantwoord een aanval op de vleugel met een reactie in het centrum te volgen, door 20… c5! te spelen.

21. Tfc1

Beter is 21. Dg3!, want na 21… c5 22. dxc5 Pxc5 23. Pd6 Lxd6 24. exd6 beginnen de witte lopers er dreigend uit te zien.

21… Kg7 22. h4 c5!

Een goed getimede opvolging van het hiervoor genoemde principe.

23. a6 Da8 24. h5?

Lakdawala maakt zich meer zorgen over 24. Pd6! Lxd6 25. exd6 P7f6 26. Dg3 cxd4 27. h5! Pxh5 28. De5+ Phf6 29. Ta5! met voldoende druk voor wit als compensatie voor de achterstand in materiaal.

24… cxd4 25. f4? Pe3!

Met deze zet neemt zwart de partij over.

26. Df3

De enige zet, want 26. Lxe3? Dxe4 27. Ld2 Pxe5 gaat wit de partij kosten.

26… Pxc4

Lakdawala zit in tijdnood en zijn gevoel zegt hem dat hij moet afruilen. 26… b3! 27. Lxe3 (27. Tab1 b2 en zwart wint) 27… dxe3 28. Tab1 Pc5 29. Pxc5 Dxf3 30. gxf3 b2 geeft zwart een winnend eindspel.

27. Txc4 Pb6 28. Txd4 Thd8 29. Txd8 Txd8 30. hxg6 fxg6 31. Tc1 Dd5?

31… b3! wint, omdat 32. Tc7 Td7 compleet verloren is.

32. Le3 Td7 33. Pc5?

Wit moet het eindspel zien te vermijden. Na 33. Lxb6! axb6 34. Kh2 is de stelling niet zo eenvoudig te winnen voor zwart en staat het volgens de engine gelijk.

33… Dxf3 34. gxf3 Lxc5 35. Txc5?

35. Lxc5 is gedwongen. Nu is 35… Tc7 niet mogelijk vanwege 36. Lf8+

35… Pd5

36. Ld2?! Pc7

Opnieuw neigt Lakdawala naar afruilen. Winnend is echter 36… b3! 37. Tb5 Pc7 38. Tb7 Txd2 39. Txc7+ Kf8 40. Txa7 b2 41. Tb7 Td1+.

37. Lxb4 Pxa6 38. Tb5 Pxb4 39. Txb4 a5 40. Tb6 Ta7

De toren hoort achter de vrijpion.

41. Txe6 a4 42. Tc6 a3 43. Tc1 a2 44. Ta1 Kf7

De zwarte koning is op weg naar f5.

45. Kg2 Ke6 46. Kh3 Kf5 47. Kg3 Ta4 48. Kh3

Wat is de meest nette manier voor zwart om deze stelling te winnen?

48… Kxf4?!

Met 48… g5! ondermijnt zwart de ondersteuning van de pion op e5. Deze zet oogt wellicht tegenstrijdig, omdat afruilen wit dichter bij de remise lijkt te brengen. 49. fxg5 hxg5 50. Kg3 Kxe5 51. Kh3 Kf4 52. Kg2 Ke3
en de zwarte koning loopt naar b2 met winst.

49. e6! Kxf3

49… Ta3! 50. e7 Txf3+ 51. Kh2 Te3 wint eenvoudig.

50. e7 Te4 51. Txa2 Txe7 52. Ta6!

De zwarte koning is te ver verwijderd van de pionnen om ze te verdedigen. Moet zwart de toren naar g7 verplaatsen of is er een alternatief?

52… Tg7??

Met deze zet vergooit zwart de winst. 52… Te5! dreigt mat en zorgt ervoor dat zwart kan hergroeperen. 53. Kh2 Th5+ 54. Kg1 Tg5+ 55. Kh2 Kg4 56. Ta4+ Kh5 en de overwinning is een kwestie van tijd.

53. Tf6+! Ke4 54. Kg4 Ke5 55. Ta6!

Na deze zet komt de zwarte koning niet meer in de buurt van de pionnen.

55… Tg8 56. Tb6 h5+

Er is niets beters.

57. Kg5 Th8 58. Kxg6 h4 59. Tb5+ Kf4 60. Tb4+ Kg3 61. Tb3+ Kf2 62. Tb2+ Ke3 63. Tb3+ Kd2 64. Th3 1/2-1/2

Het volgende voorbeeld behandelt het objectief beoordelen van stellingen. Een van de cruciale vaardigheden die een IM moet bezitten, is het correct kunnen inschatten van een stelling. Wel of niet afruilen op het juiste moment speelt hierbij een belangrijke rol.

Peters, Jack – Lakdawala, Cyrus

1. e4 c6 2. d4 d5 3. Pc3 dxe4 4. Pxe4 Lf5

Lakdawala geeft aan normaal gesproken voor 4…Pd7 te gaan. Over de tekstzet zegt hij het volgende: speel nooit dezelfde opening tegen een tegenstander die weet wat je speelt, zonder een verrassing achter de hand te hebben.

5. Pg3 Lg6 6. h4 h6 7. Pf3 Pf6!?

Met deze zet lokt zwart Pe5 uit, om vervolgens f2-f4 uit te lokken, wat strategisch riskant kan zijn.

8. Pe5 Lh7 9. Ld3

De andere manier om deze stelling te spelen is 9. Lc4 e6 10. De2 (dreigt Pxf7) 10… Pd5.

9… Lxd3

9… Dxd4? 10. Pxf7! en zwart zit diep in de problemen.

10. Dxd3 e6 11. Ld2 Pbd7 12. Pxd7!?

Deze ruil geeft zwart een gelijkwaardige stelling. Als wit meer wil, is 12. f4! de aangewezen zet.

12… Dxd7 13. O-O-O O-O-O 14. La5

Met deze zet probeert wit de zwarte koningsstructuur te verzwakken. 14. Pe2 kan worden beantwoord met 14… Dd5! met een dubbele aanval op a2 en g2.

14… b6 15. Da6+

15. Lc3 Dd5! met opnieuw een dubbele aanval.

15… Kb8!?

Lakdawala geeft aan geen trek te hebben in het eindspel na 15… Db7 16. Dxb7+ Kxb7 17. Le1 c5 hoewel zwart hier een fractie beter staat.

16. Ld2 Ld6

16… Dxd4?? is een blunder vanwege 17. Le3.

17. Dd3?!

Na 17. Pe2 is de stelling gelijkwaardig.

17… Lc7!

Dit dreigt zowel …Dxd4 als …Dd5.

18. Df3

De enige zet. Zwart heeft nu de keuze tussen het veilige 18… Dd5 met een eindspel dat op zijn minst gelijkwaardig is, of het riskantere 18… Dxd4, wat 19. Lxh6 toelaat. Voor welke optie moet zwart gaan?

18… Dxd4!

Na beide zetten staat zwart beter, maar dit is de beste zet.

19. Lxh6

19. Dxc6 Dxf2 20. Pf1 Td5 is verschrikkelijk voor wit.

19… Dg4!

Deze zet moet zwart hebben voorzien bij zijn keuze op de vorige zet.

20. Txd8+ Txd8 21. Lg5

Na 21. Dxg4?? Pxg4 verliest wit materiaal.

21… Dxf3 22. gxf3 Th8 23. Lxf6 gxf6

23… Lf4+ is een accurate tussenzet

24. Kd2

Op 24. Pe2 volgt 24… Ld6 waarna de loper via f8 naar h6 gaat.

24… Lf4+ 25. Ke2 f5 26. h5

Dit is de stelling die Lakdawala heeft voorzien op zet 18. In zijn optiek staat zwart beter, om wille van de volgende redenen: wits gebroken pionnenstructuur, het superieure lichte stuk, het eenvoudiger oprukken van de zwarte koning dan de witte en tenslotte dat de vrije h-pion van wit met …Lh6 kan worden tegengehouden.

26… Lg5

Hiermee houdt zwart Th4 tegen, zodat wit de pionnen op de damevleugel niet kan aanvallen wanneer zwart met de koning oprukt.

27. Pf1 Kc7 28. Pe3 b5

Gericht tegen Pc4.

29. Pg2 Kd6 30. f4 Lh6 31. Kf3 Lg7

Met deze zet wil Lakdawala een zwakte op de damevleugel creëren.

32. c3

Op 32. b3 is 32… a5 het idee.

32… a5 33. Pe1 a4 34. Pd3?!

34. Pc2 c5 ziet er niet geweldig uit voor wit, maar biedt wel betere kansen op overleven. Na de tekstzet stelt Lakdawala de vraag: moet zwart voor 34… a3 gaan om de pion op c3 te ondermijnen, of moet zwart de druk verder opbouwen met 34… c5?

34… a3?

Deze natuurlijke zet is gebaseerd op een misrekening, waarna wit goede kansen heeft op remise. De druk erop houden met 34… c5 is beter.

35. bxa3?

Na 35. Pe5! Lxe5 36. fxe5+ Kxe5 37. bxa3 is de stelling klaarblijkelijk remise, hoewel wit verloren lijkt te staan. Lakdawala geeft aan dat dit oordeel afkomstig is van de engine.

35… Lxc3 36. h6 Th7

Hiermee houdt zwart de h-pion tegen.

37. Pb4?!

Wit zit in tijdnood en deze zet helpt daarbij niet. 37.Ke2 biedt betere kansen op behoud.

37… c5 38. Td1+ Ld4!?

Over deze zet zegt Lakdawala dat hij aan de ene kant de stelling wilde vereenvoudigen naar een waarschijnlijk winnend toreneindspel, maar dat hij wist dat de loper sterker was dan het paard. De complexere voortzetting
38… Kc7 39. Pa6+ Kc6 40. Pb8+ Kb7 41. Pd7 Ld4 42. Th1 Kc6 43. Pe5+ Kd5! geeft zwart echter winnend voordeel.

39. Pc2 Txh6 40. Pxd4 cxd4 41. Txd4+ Kc5 42. Td3

Is dit een blunder van wit? Moet zwart voor het pionneneindspel gaan?

42… Kc4?

Met deze zet verliest zwart een cruciaal tempo. Wits vorige zet is een slimme poging om zwart in de val te lokken. Na 42… Th3+ ?! 43. Ke2 Txd3?? 44. Kxd3 f6 45. Kc3 e5 46. Kd3! kan wit geen vrijpion creëren en is remise onvermijdelijk.

42… Th8! is daarentegen compleet winnend voor zwart 43. Ke3 Ta8 44. Tb3 Ta4! 45. Tc3+ Kb6 46. Tb3 Tc4 47. Kf3 Kc5 en er is geen verdediging tegen …Tc2, gevolgd door …Txa2.

43. Ke2 Th1 44. Tb3?

Hier is het principe laat de toren niet passief worden in toreneindspelen van toepassing. Wit moet actief spelen met 44. Td7! Ta1 45. Tc7+! een belangrijk tussenschaakje (45. Txf7 Txa2+ wint voor zwart) 45… Kd5 46. Tc2!
met deze zet maakt wit remise, zie bijvoorbeeld 46… Ke4? 47. a4! bxa4 48. Tc4+ Kd5 49. Txa4

44… Th8!

44… Ta1? 45. Tb2 met remise zoals aangegeven bij de vorige zet.

45. Tb4+ Kc5 46. Tb3 Ta8 47. Tc3+ Kb6 48. Ke3 Ta4!

Deze zet bindt wit aan het verdedigen van zijn zwakke pionnen.

49. f3

Deze zet maakt het zwart iets gemakkelijker. Ook na 49. Kf3 verliest wit, zie 49… Ka5! 50. Td3 Tc4 51. Ke3 Tc2
en nu verliest het pionneneindspel dat ontstaat na 52. Td2 Txd2 53. Kxd2 Ka4 54. Kc2 Kxa3 55. Kb1 b4 56. Ka1 b3.

49… f6 50. Td3 Kc5 51. Tc3+ Tc4 52. Kd3

Zwart staat nu voor de keuze om wel of niet het pionneneindspel in te gaan. Is dit winnend of niet? Overigens, in plaats van 52. Kd3 wint 52. Tb3 Tc2 voor zwart.

52… Txc3+!

Torenruil is de juiste voortzetting.

53. Kxc3 e5 54. fxe5

Het plan met 54. Kd3 werkt nu niet, omdat de pion niet meer op f2 staat, maar op f3 54… Kd5 55. Kc3 e4 56. Kd2 exf3 57. Ke3 Kc4 58. Kxf3 Kc3 59. Ke3 Kb2 60. Kd4 Kxa2 61. Kc5 Kxa3 62. Kxb5 Kb3 63. Kc5 Kc3 64. Kd5 Kd3 en wit is in zetdwang.

54… fxe5 55. Kd3 Kd5 56. a4

56. Kc3 e4 57. f4 Kc5 is opnieuw zetdwang.

56… bxa4 57. a3 f4

en wit geeft op, opnieuw vanwege zetdwang.

Met name de eindspelfase in deze partij toont aan dat het correct kunnen beoordelen van verschillende voortzettingen een niet te onderschatten vaardigheid is. Het is door middel van voorbeelden zoals deze partij dat Lakdawala de vereiste vaardigheden voor het behalen van de IM-titel eruit probeert te lichten. De lezer is echter vooral op zichzelf aangewezen om meer invulling te geven aan het bereiken van deze vaardigheden. Hoewel Lakdawala zijn eigen fouten ruiterlijk toegeeft, ontbreekt de diepgang die de lezer ertoe moet aanzetten zelf zijn eigen barrières te overwinnen. Dit boek is een goede aanzet om na te denken over de stappen die nodig zijn, maar het is geen handleiding voor het bereiken van de IM-titel.

Conclusie

Het behalen van een titel is voor velen een ambitieus doel om naar te streven. De grootmeestertitel is wellicht te hoog gegrepen, maar internationaal meester is door middel van hard werken zeker bereikbaar. Lakdawala toont in dit boek middels zijn eigen ervaring aan wat de vaardigheden zijn die een speler dient te bezitten om de volgende stap richting een titel te kunnen zetten. Met zijn kenmerkende stijl zet hij de lezer aan het werk om zelf aan de slag te gaan, waarbij hij zijn eigen tekortkomingen niet uit de weg gaat. Voor spelers die willen weten wat er nodig is om titelhouder te worden, biedt dit boek een goed aanknopingspunt.

Becoming an IM

  • Auteur: Cyrus Lakdawala
  • Publicatiedatum: 21 mei 2025
  • Aantal pagina’s: 368
  • Uitgever: Popular Chess
  • ISBN: 9781836840220
  • Sample pages
  • Paperback: € 23,95
  • Hardcover: € 29,95
  • eBook: $ 21,79
  • Bestellen

4 Reacties

  1. Avatar
    Henk Smout 24 oktober 2025

    “Grootmeester worden is tegenwoordig makkelijker dan ooit” – Eelke de Boer.

  2. Avatar
    Renzo Verwer 24 oktober 2025

    Titels….

    Interessant stuk. dank, Jan Sybren (ik mag je vast bij de voornaam noemen?!)

    Henk Smout, zei Eelke dat echt, en wanneer wordt hij het? 😉

    Arthur Pijpers schreef in NIC een interessant stuk over hoe hij als amateur GM werd: https://www.newinchess.com/new-in-chess-2025-6

    Arthur vertelde over statistiek. Over motivatie. Over tactiek om die te halen.

    Zeer zeer leerzaam stuk.

    Zelf doe ik het zonder titels.

  3. Avatar
    Wim Weehuizen 24 oktober 2025

    Toen de FIDE in 1950 de grootmeestertitel officieel instelde, waren er 15 actieve grootmeesters. In deze tijd heeft Nederland alleen al 45 actieve grootmeesters. Een zekere inflatie komt daar wel bij kijken volgens mij. Soms worden er toernooien georganiseerd met weinig actieve, wat oudere grootmeesters, die een zonnige vakantie in een toeristisch oord krijgen aangeboden om jonge schakers de mogelijkheid te geven om daar een grootmeester resultaat te behalen.

    Tot 1950 was ‘grootmeester’ een informele aanduiding, doorgaans gereserveerd voor de wereldkampioenen en hun rivalen. In 1950 begon de FIDE de titels en de toekenning daarvan te reguleren.

    De FIDE benoemde vijftien actieve schakers tot grootmeesters, te weten

  4. Avatar
    Caesar64 24 oktober 2025

    Als je een gm-resultaat in de meesterklasse kan behalen met 9 keer wit in een seizoen dan is dat idd niet zo’n prestatie als het in een open toernooi tegen willekeurige spelers met wit of zwart het op te nemen.

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.