Recensie: Understanding Chess Endgames – John Nunn

Intro – nog weer een eindspelboek?

John Nunn’s Understanding Chess Endgames is een boek dat het midden houdt tussen twee klassiekers: 100 Endgames You Must Know (100EYMK) van Jesús de la Villa en Dvoretsky’s Endgame Manual (DEM). Het is duidelijk geen beginnersboek, maar ook niet zo technisch en veeleisend als Dvoretsky. Ideaal voor de ambitieuze clubspeler die een solide basis wil leggen én verdieping zoekt.

Wat bedoel ik met het midden houden tussen? Neem de volgende stelling.

Dit is stelling 48a, die correspondeert met DEM (3e editie 2011) stelling 9-8 (blauw diagram: ‘part of basic endgame knowledge system’ – spreek het uit met een Russisch-Engels accent voor het gewenste dramaturgisch effect) en 100EYMK (5e editie 2018) stelling 10.10 (ending 57). Nunn merkt terecht op “I shall highlight the above position, because it is one of the most frequently misplayed positions in the whole of rook endings.” [stemmetje in hoofd: baysick endgame knohhhhwlidge sischjtem]

Dvoretsky behandelt deze stelling in een halve pagina (in blauw, dat wel) en besluit: “The reason for the drawn final was the position of the black rook: it was placed on the long side.” Dit is denk ik voor veel spelers (waaronder ik) te kort door de bocht.
De la Villa trekt hier 2 pagina’s voor uit en vat de essentie helder samen: “The defending rook occupies its ideal spot, that is:
A) The farthest file (distant effectiveness).
B) The 8th rank (preventing the white king from going there”
Nunn tenslotte komt tot de essentie met een uitleg van één kolom: “…what is the drawing move? The answer is 1…Kg6!, which keeps the black rook on the first rank while maintaining the necessary checking distance.”

Dit voorbeeld illustreert Nunn’s kracht: bondigheid zonder verlies van essentie. Het doet mij denken aan om het even welk boek van Jan Timman, waarin de essentie van een stelling in enkele zinnen wordt gevat. Nunn is niet zomaar een auteur: hij is grootmeester, oploskampioen en jarenlang actief geweest in de wereldtop. En juist daarin schuilt de kracht van het boek: de combinatie van theoretische diepgang en praktische ervaring op het hoogste niveau. Hiermee neemt hij wat mij betreft duidelijk afstand van De la Villa (toch ook GM en FIDE Senior Trainer) en van Dvoretsky (’s werelds beste trainer, maar vooral voor ’s werelds beste spelers; bij Dvoretsky vraag je je soms af of hij wel besefte dat niet iedere schaker met 2300 geboren wordt).

Structuur van het boek
In de inleiding beschrijft Nunn hoe het boek ontstond: hij wilde een geavanceerd eindspelboek schrijven en begon met een lijst van kennis die een lezer vooraf zou moeten beheersen. Dat lijstje bleek iets langer te worden dan aanvankelijk gedacht en groeide uit tot dit boek. Het boek onderscheidt zich door drie pijlers: de selectie en volgordelijkheid van thema’s, de selectie van stellingen en de heldere opmaak. Nunn hanteert een omgekeerde aanpak ten opzichte van veel andere auteurs: niet eerst stellingen kiezen en daar thema’s aan ophangen, maar vertrekken vanuit 100 eindspelthema’s en daar passende voorbeelden bij zoeken. Zo vermijdt hij het herkauwen van klassiekers en voegt hij daadwerkelijk nieuwe voorbeelden toe uit recente toernooipraktijk.

Zoals Nunn zelf zegt: “This book is not an encyclopaedia; it is an instructional book. I have focused strictly on topics which are relevant to over-the-board play and which, when mastered, will result in the greatest improvement in playing strength.”
De opbouw is logisch: van basisprincipes naar complexere voorbeelden, met een mooie balans tussen partijvoorbeelden en studies van het niveau Horwitz of Grigoriev. Ieder hoofdstuk/thema bestaat uit twee tegenoverliggende pagina’s met vier kolommen, met een diagram bovenaan iedere kolom. Van basisprincipe naar partijvoorbeeld naar moeilijker partijvoorbeeld naar eindspelstudie is een veelvoorkomende volgorde, waarbij bovendien ook mooi voortgebouwd wordt op eerdere hoofdstukken.

Technische termen worden tot een minimum beperkt en alleen ingezet wanneer nodig, bijvoorbeeld omdat ze een concept verduidelijken dat herhaaldelijk terugkomt (probeer maar eens het verschil in koningsactiviteit in een pionneindspel uit te leggen zonder gebruik te maken van het woord oppositie). Ik snap die gedachte en vind het fijn dat we niet onnodig in theoretische discussies over definities en uitzonderingen verzanden. Tegelijkertijd miste ik bij de King and Pawn Endings toch wel het begrip ‘key squares’ wat voor mij veel verduidelijkte: de kruisjes in DEM en sterren in 100EYMK zijn intuïtief goed te volgen. Hetzelfde met ‘corresponding squares’ in het geval van verre oppositie (‘mined squares’ komt wel terug in het boek van Nunn, in DEM met vraagtekens geduid). Tegelijkertijd herinner ik me van die gekmakende DEM-voorbeelden waarin deze concepten wel heel ver doorgevoerd worden en een half bord ‘corresponding’ en dus ‘mined’ blijkt te zijn, en waarbij je op moet passen dat je niet ‘anti-oppositie’ inneemt, oftewel corresponding squares bewandelt waarmee je jezelf ongewenst in zetdwang plaatst. Of ook het driehoekjes draaien tot geometrische veelvouden ontstaan die beginnen te duizelen: dan vind ik de diepgang van Nunn prettiger en die van DEM over the top, terwijl 110EMYK weliswaar uitgebreid bij triangulation stilstaat in Ending 86, echter zonder verdere verdieping. Geef mij maar Nunn’s hoofdstuk 14 waar in 4 heldere diagrammen van voorbeelduitleg tot Horwitz-studie een compacte diepgang wordt bereikt.

Concreet voorbeeld uit het boek

Laten we bovenstaande eens concreet maken. Merk op dat ik daarbij de heldere opmaak van het boek niet kan evenaren. Inhoudelijk probeer ik te laten zien hoe mooi het boek in elkaar zit en hoe goed de thema’s onderling verweven zijn.

Onder 3b staat “One special property of the king is that diagonal routes (which are longer if measured with a ruler on the chessboard) take no more time than lateral routes.” en onder 3c: “The idea of offering a pawn to convert a uesful b-pawn into a useless a-pawn occurs quite often in king and pawn endings”. In hoofdstuk 5 komt Shouldering away aan bod (wat in essentie het innemen van oppositie is, waarbij het niet uitmaakt of dit verticaal/horizontaal/diagonaal gebeurt) en nu komen we bij het fascinerende 6. King Geometry (Geometry Wars!) met onderstaande tragicomedy (zoals Dvoretsky ze fijntjes noemt).

S. Movsesian – Sadvakasov, Calvia Olympiad 2004 “Here’s another example featuring a diagonal path plus shouldering away.”

Zo worden niet alleen de 100 belangrijkste thema’s behandeld (ik heb ze niet 1-op-1 vergeleken met 100EYMK maar er is zeker veel overlap), maar bovendien bouwen ze op elkaar voort en daarin toont het boek zich als een zorgvuldig georkestreerd geheel.

Conclusie

Understanding Chess Endgames van John Nunn is veel meer dan ‘nog weer een eindspelboek’. Het is een zorgvuldig gecomponeerd werk dat zich positioneert tussen de laagdrempelige toegankelijkheid van 100 Endgames You Must Know en de theoretische diepgang van Dvoretsky’s Endgame Manual. Het is een boek dat zich onderscheidt door helderheid, precisie en praktische relevantie. Nunn slaagt erin om complexe eindspelthema’s terug te brengen tot hun essentie, zonder concessies te doen aan diepgang. Zijn aanpak is didactisch sterk, zijn uitleg bondig en zijn selectie van stellingen zorgvuldig. Dit is een handzaam boek om je eindspelkennis te verbeteren. Het is een handzaam boek voor iedere ambitieuze schaker die verder wil kijken dan de basis en zichzelf wil uitdagen met de vraag: begrijp ik nu echt waar het in dit type eindspel om draait? Ik kan iedereen dit boek aanraden.

Understanding Chess Endgames. Featuring the 100 most important endgame ideas
Auteur: John Nunn
Publicatie: Gambit, 232 pagina’s
ISBN: 978-1-915650-81-8
softback: € 25,20 / e-book $9.95
Voorbeeld-PDF en bestelinformatie

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.