Anand de Meester Strateeg, ontboezemingen van een wereldkampioen
Tekst: Ashish K. Mishra & S. Srinivasan, foto’s: Dinesh Krishnan
Cover: Dinesh Krishan, Forbes India
Vrije vertaling: T. Koorevaar
Deel 2 van het drieluik
Voor deel 1 : Het Oog van de Meester klik hier
Podcast : Gesprek met Viswanathan Anand (Forbes India)
Naar aanleiding van een hoofdartikel in het julinummer van Forbes India spreken Ashish Mishra en S. Srinivasan hierover met Anand. Het geeft een bijzondere kijk in zijn privéleven,in zijn wijze van voorbereiden, de zorgvuldige selectie van zijn team en de menselijke kant van deze wereldkampioen. Anand zelf is ook te horen. Klik hier.
Anand de Meester Strateeg, ontboezemingen van een wereldkampioen
Wat we van Vishy Anand kunnen leren?
Viswanathan Anand kwam terug van een virtuele vernietiging en veroverde de wereld. Zij leven kent een behoorlijk aantal lessen over de kunst van het winnen. Bij tijd en wijle moet je je tegenstander te slim af zijn.
Ik paranoïde? Ik denk dat het normaal is dat je altijd zorgen hebt en wanneer je paranoïde bent begin je problemen te voorvoelen die zich zouden kunnen voordoen. In het algemeen doen de ergste problemen zich bij mij voor als ik naar een toernooi ga en mijzelf gelukkig van niets bewust ben. Als alles goed gaat zou je je zorgen moeten maken omdat dit misschien een teken is dat je iets ontgaan is.
In de tweede helft van 2001 had ik het slechtste resultaat uit mijn carrière. Mijn vertrouwen was zover ondermijnd dat het me maanden kostte om terug te komen. En in dit stadium probeerde ik letterlijk van alles. Ik probeerde van openingen te veranderen, probeerde enkele dingen beter te doen maar niets leek te werken. Het was niet desastreus en qua prestaties was ik nog niet gealarmeerd, maar ik wist dat het niet de goede manier was waarop ik schaakte. Ik verloor de wereldtitel in 2001. Ik denk dat het belangrijk is mijn partijen te analyseren om te kijken wat er aan de hand is. Het is belangrijk om risico’s te nemen als je succes wilt hebben. Maar probeer achteraf objectief naar je partijen te kijken. Won ik omdat ik mijn tegenstander voor problemen plaatste die hij niet kon oplossen? Of had ik deze keer geluk gehad door mijn reputatie? Wat als ik duidelijk fouten maakte en mijn tegenstander met de ogen knipperde, maar het uit respect op zijn beloop liet , en dan merken bij thuiskomst dat ik blufte?. Zou ik het dan steeds weer kunnen doen? In 2000 -2001 kende ik een lange periode van succes, maar mijn spel was begin 2001 niet overtuigend.
Ik had geluk, ik maakte fouten maar mijn resultaten bleven goed. Er waren waarschijnlijk al enkele signalen en in feite vertelde ik Aruna, mijn vrouw, al dat ik niet tevreden was over mijn spel omdat ik gewoon teveel fouten maakte. Maar je neemt jezelf niet al te serieus omdat je steeds tegen jezelf zegt:’ Ik moet toch iets goed gedaan hebben.’
Weer waren er massa’s onnauwkeurigheden maar mijn tegenstanders lieten mij er mee wegkomen. In juni speelde ik tegen Kramnik een rapid tweekamp en ik denk dat dit een van de slechtste tweekampen was die ik ooit heb gespeeld, maar toch won ik. Ik denk dat ik me had moeten realiseren dat hij me niet van het bord kon vegen door serieus tijdgebrek. Maar in een klassieke schaakpartij zou er geen sprake van zijn geweest dat hij onder zo’n tijdsdruk zou komen. Maar het kabbelde en kabbelde maar zo door, totdat de bom barstte. BOEM!!
Alleen als het eb wordt zie je pas wie er naakt zwemt. Een ding wat ik goed leerde was objectief te blijven en veranderingen in mijn spel aan te brengen voordat dit echt nodig was. Als de zaken voor jou een langere tijd goed gaan dan zijn er vaak veel dingen die je niet zijn opgevallen. Dan ben je competitief erg sterk maar je openingen gaan toch niet goed. Succes kan veel maskeren!
Je brengt veranderingen aan in je spel niet omdat je bang bent dat er iets fout zal gaan in de toekomst maar je wilt nieuwe dingen ontdekken en uitproberen in het schaakspel. Tussen 2003 en 2005 had ik de gelegenheid met plezier te schaken, zonder druk. Er tikte geen klok omdat er geen WK aanstaande was. En ook al heb je slechte resultaten er komt altijd een volgende ronde. Ik werkte hard, maar ik genoot werkelijk van het schaken die jaren. En dat is toch het belangrijkste en ik denk dat alles daardoor wordt bepaald. Er is bijna niets van competitieve waarde dat je gaat haten om te doen. Mislukking is vaak een goede slaapwekker, het is als koud water in je gezicht. Het eerste wat je moet doen is kijken wat je fout hebt gedaan. En ook hier is er verschil tussen één keer iets fout doen of herhaaldelijk iets fout doen. En het tweede belangrijke is het analysewerk altijd op een schaakbord te doen. Ik probeer te werken aan nieuwe ideeën. In het algemeen speel ik op mijn best, en heb ik de minste moeite om mijn zetten te onthouden als ik iets nieuws en fascinerends doe. Als je steeds hetzelfde doet, iedere keer weer, zelfs als je tegenstander het niet in de gaten heeft, wordt het vervelend.
In Corus 2007 verloor ik twee partijen , van Topalov en van Kramnik. Ik begreep niet waarom ik verloor. Dit was enigszins alarmerend. Het was niet zo’n grote crisis als in 2001, maar ik beschouw het als een minicrisis. Voor de rest van het jaar besloot ik mij geheel op het spelen met de zwart stukken te richten. Ik voelde dat ik niet ‘up-to-date’ was met mijn openingen. Men bracht nieuwe ideeën op het bord en ik wist het niet. Voor de komende toernooien besloot ik niets meer overhaast te doen. Deze informatie was erg waardevol voor me.
In 2001 begonnen specifieke problemen te spelen, maar omdat mijn resultaten goed waren liet ik het gaan. Deze keer niet. Dit alles geeft de ontwikkeling aan die ik de afgelopen twee jaar doormaakte. In 2007 won ik de wereldtitel en die heb ik nu nog in mijn bezit. In 2001 verloor ik het wereldkampioenschap en hield er een soort vervreemding aan over.
Zo af en toe moet je slimmer zijn dan je tegenstander. Ik denk dat de risico’s die je neemt en waarvan je kunt genieten vaak betrekking hebben op het leren ontdekken van nieuwe ideeën in het schaken, die je dan ook wil uitproberen. Mijn ervaring is dat het nemen van dit type risico’s zich goed laat uitbetalen. Er zijn andere situaties waar je leert onderscheiden. Bijvoorbeeld in de 12de ronde van het WK nam Topalov een zeer onacceptabel risico. Hij miste een bepaalde zet. Maar gewoonlijk is broddelwerk het gevolg van een intensieve en langdurige tweekamp en dan doe soms zo maar iets. Maar dat is geen risico nemen , tot op zekere hoogte zijn dat de zenuwen. Je moet goed je best doen om dit te voorkomen. Maar tegelijkertijd is het moeilijk een scherpe lijn tussen de twee te trekken.
Als hij de tweekamp gewonnen had, had hij dezelfde les gegeven hoe zijn risico nemen zich had uitbetaald en dan was het weer een gecontroleerd risico geweest. Soms is er een soort van onvoorbereid risico dat je af en toe wilt nemen. Maar je moet goed doordrongen zijn van wat je doet. Je moet jezelf ook niet voor de gek houden. Als je geen overtuiging hebt in jezelf kan je de beste voorbereiding van de wereld hebben maar er komt altijd een moment dat je aarzelt, dat je de op één na beste zet doet, dat je een zet doet met minder risico en langzaam aan verlies je ruimte. Het is belangrijk iedere variant tot het einde toe voor te bereiden. Maar op ieder moment moet je ook tot vechten bereid zijn. Uiteindelijk komt alles neer op overtuiging en vertrouwen in jezelf. Geen werk zal ooit perfect zijn er is altijd wel een element van twijfel. Maar je moet een manier vinden om je langzaam van dit soort problemen af te sluiten.
Je wilt niet worden verrast en zeker niet ten koste van je zelfvertrouwen. Dat is een balans waarop je moet letten. Bijvoorbeeld, laten we de match in Sofia nemen. Ik verloor de eerste partij. Dit kwam hard bij me aan, maar iedereen zei tegen mij,’wat bleef je rustig en kalm die dag’. En de kwestie is dat als je genoeg ervaring hebt, je weet dat dit bij het leven hoort en dan kun je het ook ‘parkeren’. Het slechtste wat je kunt doen is emotioneel, onstabiel, boos of opgewonden worden. Het belangrijkste is te kalmeren en aan de volgende partij te denken. We speelden de tweede partij en mijn ervaring heeft me geleerd dat als je eenmaal de tweede partij speelt, zelfs als het remise wordt, je kalm kunt blijven voor de rest van de dag en dan kan het spel verbeteren met de volgende of daarop volgende partij.
Rond de zesde ronde kwam ik al aan de leiding en het leek er op dat ik de tweekamp zou domineren. Maar mijn ervaring vertelde mij dat het moeilijker voor mij zou worden. Want mijn tegenstanders voerden de druk op, speciaal gericht op mijn openingen met zwart. Op de een of andere manier kreeg ik niet die posities die ik graag wilde. Ik verloor de achtste partij en de negende werd remise alhoewel ik gewonnen stond. Dus het werd moeilijker maar ik kon de schade beperken. Als ik hier geen rekening mee gehouden zou hebben had het veel slechter kunnen uitpakken voor mij. Meestal begrijp ik de waarschuwing in welke fase van de match het minder kan gaan.
Blinde vlekken gaan nooit weg. Ze blijven vanaf je kindertijd bij je. Je moet zorgen dat ze je in de loop van de tijd beter leert te verbergen of te maskeren. De blunders die ik nu maak, kan ik nog terugvinden in partijen die ik als kind speelde en ze zijn nog exact hetzelfde. Het zijn dezelfde soort blinde vlekken en zij gaan nooit weg. Als ik aan een blinde vlek wil werken gaat het veelal minder, het gaat niet weg en zelden verander ik het in een sterk punt voor mij.
Dat komt omdat je aard niet veel veranderd maar dat is wel waar je soms naar op zoek bent spelend tegen een tegenstander. Bijvoorbeeld, als ik tegen Topalov speel ga ik in het algemeen van de veronderstelling uit dat hij een speler is die veel risico wil lopen. Zolang ik maar rustig afwacht en als hij in een bepaalde positie te veel doordrukt moet ik klaar staan om hem te straffen. Zet ze voldoende onder druk, dan bezwijken ze en komen de oude blunders weer terug.
Je probeert uit te vinden waarin je tegenstander echt goed is. Verdedigt hij goed, kan hij goed aanvallen, weet hij een voordeeltje efficiënt om te zetten met zo min mogelijk fouten, is hij in staat je voor problemen te stellen ook al staat hij minder? Door jarenlange ervaring krijg je psychologisch inzicht in je tegenstanders. Je kunt dan zien of ze kalm blijven en je weet dat zenuwachtige spelers sneller fouten maken. Kalme spelers houden niet van zeer specifieke problemen. Zij houden van posities die je gedurende langere tijd moet verdedigen, maar ze reageren vaak minder als ze specifieke problemen moeten oplossen. Dit soort zaken geeft je enig inzicht. Is het niet grappig dat je aan het bord zit met je tegenstander tegenover je en je zijn ademhaling kan horen. Als de ademhaling plotseling even stopt weet je dat hij mogelijk een fout heeft gemaakt. En deze reacties vang ik vaak onbewust op. Maar ik kan dit moeilijk uitleggen. Je voelt gewoon of je tegenstander zich niet op zijn gemak voelt of zenuwachtig is. Bijvoorbeeld in de vijfde partij met Kramnik in Bonn in 2008, had hij een zet die mij verbaasde omdat het mijn positie versterkte en plotseling doorzag ik zijn bedoeling met een komende sterke zet. Het had die sterkere zet eerder kunnen doen maar hij dacht dat dit nog sterker zou zijn, maar hij verloor. Er zat een specifieke tactische adder onder het gras.
Het eerste waarvoor ik zorgde dat de leden van mijn team goed met elkaar omgaan. Dit is erg belangrijk omdat je voor langere tijd tot elkaar veroordeeld ben, en meer speciaal- zij tot mij. We delen alles. We zijn zeer open omdat alles waaraan we werken ook van ons allemaal is. Iedereen kent de status en iedereen kan aan alles een bijdrage leveren. Wij verdelen de onderwerpen niet in groepen , we houden er geen silo’s op na. We proberen werkafspraken te maken waarbij iedereen zich op zijn gemak voelt. Nielsen en ik luisteren graag naar muziek tijdens het werk. We hadden beiden zo onze voorkeur voor ‘songs’ en we vroegen de anderen in het begin of ze er bezwaar tegen hadden. Nielsen houdt meer van de Rolling Stones en ik meer van de Pet Shop Boys, maar iedereen heeft daar zijn eigen mening over. Kazimdzhanov vertelde mij dat hij er het eerste jaar onder leed, maar dat hij er nu ook van houdt. Het bleek dat iedereen wel van de Rolling Stones hield. Als er weer eens luidde protesten waren tijdens het werk dan zetten we de Rolling Stones harder.
Soms kon ik met mijn teamgenoten in een competitie spelen, maar in het algemeen was de afspraak dat we niet tegen elkaar zouden spelen in dezelfde toernooien . Zo stelden we veilig dat onze wegen elkaar niet kruisten. En in de praktijk komt dit ook nauwelijks voor. Immers het kan een probleem worden als je met iemand samenwerkt die later je rivaal kan zijn, dan wordt het ‘tricky’. Ik werkte bijvoorbeeld met Magnus Carlsen, het Noorse wonderkind of met Vladimir Kramnik. Ik denk dat je genoeg met elkaar kan samenwerken mits een onderlinge confrontatie ruime tijd weg is. Er zijn altijd nog nieuwe ideeën te ontwikkelen. Met Carlsen werkte ik drie dagen en we beseften beiden dat we niet meer konden doen zonder onze geheimen aan elkaar prijs te geven, anders zou het te gecompliceerd worden. Dus zo open zijn we nu ook weer niet. Dat geldt omgekeerd ook voor Magnus en het zou verkeerd zijn als ik anders van hem zou verwachten.
Het is normaal dat als je eenmaal wereldkampioen bent je tegenstanders er eens extra voor gaan zitten. De meeste topsporters hebben een dikke huid. Ik denk dat het zeer belangrijk is een manier te vinden om het tot kort voor een wedstrijd verborgen te houden. Zolang er geen toernooi of match is mag je best wat opener zijn.
Voor mij is succes voornamelijk succes in de competitie. Het kan bij uitzondering gebeuren dat je in de eerste partijen blundert wat eigenlijk niet had mogen gebeuren. Laten we zeggen als iemand constant een slechte positie heeft op het bord en hij blijft voor de winst gaan dan kan je niet zeggen dat hij steeds geluk heeft. Het wordt dan tijd te onderzoeken wat er aan de hand is. Misschien wil hij wel een mindere positie en is hij hierin achter het bord sterker dan jij. Dit is dan een perfecte en valide strategie. Dan moet je er iets op vinden. Misschien ben je niet in staat hem te straffen omdat je de tactische vaardigheden mist. Dan wordt het tijd aan je tactische vaardigheden te werken.
Er zijn mensen die zeggen dat schaken een kunst is, het is artistiek en je kunt dit en dat doen. Maar in essentie is het een competitie waar je probeert je tegenstander te verslaan en als je dit met ‘streken’ op het bord doet prima. Maar het punt is dat je objectief moet blijven, ook als je wint. Als je gewonnen hebt moet je kunnen toegeven dat je het niet 100 % goed hebt gedaan. Dan zeg je het werkte deze keer, maar zal het de volgende keer ook werken als mijn tegenstanders dit nu weten? Je zal steeds iets nieuws moeten vinden om je kansen achter het bord te blijven vergroten.
Wordt vervolgd.