Hoe maak je een plan na de opening? Waar speel je op? Waar moeten de stukken naartoe? In deze rubriek word geprobeerd antwoord te geven op deze vragen door op de achtergronden van diverse openingen in te gaan. Aan de hand van modelvoorbeelden tonen we ideeën en concepten van grootmeesters in bekende openingsvarianten. Deze rubriek ‘Begrijp wat u doet’, die al bestaat sinds 2007, wordt gepubliceerd in Schaakmagazine, het blad van de Nederlandse Schaakbond.
We hebben inmiddels al vaak gezien dat de zwartspeler tegen 1. e2-e4 kan kiezen uit nogal wat openingssystemen die stuk voor stuk van wit een aparte aanpak vereisen. We maken nu een begin met 1. e4 d6, de zogenaamde Pircverdediging. Deze bestrijdingswijze is genoemd naar de Joegoslavische schaker Vasja Pirc (1907-1980). De uitgangsstelling van de Pirc ontstaat na
1…d6 2.d4 Pf6 3.Pc3 g6
V. Pirc (1953)
De opstelling die zwart inneemt, is met pionnen op d6 en g6. Die lijkt bijzonder veel op de wijze waarop zwart zich ontwikkelt in het Konings-Indisch. Daar staat dan echter de witte pion van c2 op c4. Zwart richt zijn koningsloper op het centrum waar hij vanaf veld g7 invloed op het centrum hoopt te kunnen uitoefenen. Net als in het Konings-Indisch wil hij graag het witte centrum later gaan aanvallen met …e7-e5 of met …c7-c5. Maar zwart kan ook met …c7-c6 bijvoorbeeld een actie op de damevleugel voorbereiden met …b7-b5.
Er is nu een aantal belangrijke varianten voor wit die elk hun eigen specifieke kenmerken met zich meebrengen. Dat zijn:
- A) 4.Le3
- B) 4.Lc4
- C) 4.Lg5
- D) 4.f4
- E) 4.Pf3
Lees meer >