Begrijp wat u doet: De Moderne Benoni 1

Opening: De Moderne Benoni 1

In 2011 heb ik in Schaakmagazine een verhandeling gehouden over de Benoni. Daarbij had ik het boek ‘Mastering the Modern Benoni and the Benko Gambit’ van Robert Bellin & Pietro Ponzetto als basis gebruikt. De auteurs nemen de lezer aan de hand met de inventarisatie van stereotiepe tactische en strategische voorbeelden in Benonistructuren. Door een paar van deze ideeën voor het voetlicht te brengen en te illustreren met modelpartijen, proberen zij de lezer enige affiniteit te bieden met deze scherpe bestrijdingswijze op 1. d4.

Geïnteresseerden kunnen klikken op overzicht. Waar ik toen niet aan toe ben gekomen is om de lezer wegwijs te maken in de variantenstructuur van de opening en de specifieke achtergronden daarvan. Hoog tijd om iets aan deze omissie te doen.

De moderne Benoni ontstaat na

1. d4 Pf6 2. c4 c5 3. d5

Eigenlijk tekent zich na deze zet al af waar het in deze opening om draait. Wit pakt meteen groot ruimtevoordeel waarachter hij zich vrijuit kan bewegen. Het grote nadeel kan zijn dat hij daardoor ook ‘gaten’ laat vallen. Om het eens met het voetbal te vergelijken. Met (te) veel spelers voor de bal wordt achterin ruimte weggegeven die benut zou kunnen worden met een counter. En dat is nu juist waar de zwartspelers veelvuldig gebruik van maken!

3… e6 4. Pc3 exd5 5. cxd5 d6

We beperken ons nu tot twee mogelijke speelwijzen. Andere varianten komen de volgende keer aan bod.

De eerste mogelijkheid: 6. e4

De tweede mogelijkheid: 6. Pf3

De eerste mogelijkheid:

6. e4

Het klinkt misschien raar, maar als wit een opstelling wil innemen met Pf3 en Le2 dient hij een andere volgorde te nemen. Dat wordt zo dadelijk aan de orde gesteld.

6… g6

Een belangrijke basisstelling voor de Benoni waarin we de karakteristieke plannen nog even de revue laten passeren.

Voor de witspeler:

  • Wit heeft een pionnenmeerderheid in het centrum en zijn hoofdplan is dan ook om deze in beweging te krijgen met f2-f4 en een eventueel e4-e5.
  • De zwakke pion op d6 vormt een aanvalsdoel. Met een loper op f4 gevolgd door de fraaie paardmanoeuvre Pf3-d2-c4, ook wel de "Nimzowitsch-pirouette" genoemd (genaamd naar zijn bedenker in de dertiger jaren) kan wit druk uitoefenen op de hulpbehoevende pion op d6.

Voor de zwartspeler:

  • Zwart heeft een pionnenmeerderheid op de damevleugel. Hij zal daarom graag de actie … b7-b5 willen doorzetten om deze tot gelding te brengen. De problematiek hiervan is niet zo eenvoudig als hij lijkt. Want als wit met a2-a4 pion b5 weet aan te tasten en zwart is gedwongen tot … b5-b4 dan raakt hij veld c4 kwijt. Het paard van c3 kan via b1-d2-c4 op dat veld spelen en als daar niet iets anders tegenover staat, is het voordeel weer aan wits zijde.
  • Zwart probeert zijn loper op g7 te benutten. Daarbij zal hij in sommige varianten gebruik maken van het mooie steunpunt op d4 en ook wordt de damevleugelactie ondersteund. We komen later terug op de diverse specifieke situaties waarin deze hoofdplannen ten uitvoer worden gebracht en hoe dat in een concrete situatie in zijn werk zou kunnen gaan.

De tweede mogelijkheid:

B) 6. Pf3 g6 7. Pd2

Dit is om de penning van … Lc8-g4 te vermijden omdat wit graag stukkenruil vermijdt. Wit bereidt ondertussen ook de zogenaamde "Nimzowitsch-pirouette" voor. Die is genoemd naar de sierlijke paardbeweging Pg1-f3-d2-c4 waarmee wit de zwakke pion op d6 op de korrel te neemt.

7… Lg7

8. e4 0-0 9. Le2 Te8

Voordat zwart zijn damepaard ontwikkelt, houdt hij pion e4 onder schot. Zo kan wit niet al te gemakkelijk zijn ‘pirouette’ uitvoeren.

10. 0-0

We zijn aangekomen bij een belangrijke uitgangsstelling. Veel hangt af van wat zwart met zijn damepaard gaat doen. Hij kan kiezen uit:

A) Ontwikkeling van het paard naar a6

B) Ontwikkeling van het paard naar d7.

A) Ontwikkeling van het paard naar a6

10… Pa6 11. f3

Wit geeft pion e4 de noodzakelijke dekking zodat hij eindelijk zijn paard naar c4 kan spelen, waarna Lc1 bevrijd kan worden.

11… Pc7 12. a4

Dat geeft weer twee keuzes:

B2a: 12… Pd7

B2b: 12… b6

B2a) In mijn jeugd leerde ik van mijn toenmalige leermeester, de helaas veel te vroeg gestorven Huub van Dongen uit Boxtel, een variant die uitstekend diende als ‘appetizer’ om ook Benoni te gaan spelen!

12… Pd7 13. Pc4

De tegenwoordige toppers, waaronder Kramnik, kiezen hier voor 13. Kh1.

13… Pe5 14. Pe3 f5 15. f4

De principiële zet omdat het paard naar het slechte veld f7 moet. Na 15. exf5 gxf5 16. f4 kan het paard naar g6 en daarvan is het voordeel dat de g-lijn vergrendeld blijft.

15… Pf7 16. exf5?

Wit wordt nu het slachtoffer van een ‘eeuwige penning’.

16… Ld4 17. fxg6 Ph6!

Deze penning al meerdere slachtoffers heeft gemaakt nadat hij in 1972 al door GM Matulovic was ontdekt. Ik geef de variant, zoals die destijds aan mij werd getoond, verder met summier commentaar:

19. Tf3 Pg4 20. Dd3 Dh4

21. h3 Pxe3 22. Lxe3

Relatief beter is 22. Txe3 (zoals in de partij Toth-Matulovic, 1972) maar wit verloor ook.

22… Txe3 23. Txe3 Dxf4 24. Pd1 Pxd5 25. Ta3 Lf5 26. Db3 Pxe3 27. Pxe3 e8

En het stuk gaat verloren.

B2b) 12… b6

De populairste voortzetting. Zwart maakt zich op om met … a7-a6, … Ta8-b8 en … b6-b5 de stereotiepe opmars te komen. Tegelijkertijd brengt hij de mogelijkheid … Lc8-a6 in de stelling om een licht stuk te kunnen ruilen.

13. Pc4 La6 14. Lg5 h6 15. Le3 Lxc4 16. Lxc4 a6

17. Dd2 Kh7 18. Tab1

Dit plan is gebruikelijk voor wit in dit type stelling. Wit wil zwarts actie bestrijden met b2-b4.

18… Dd7 19. b4 b5 20. Le2 c4

Essentieel is dat 20… cxb4 21. Txb4 a5 faalt op 22. Txb5! Pxb5 23. Lxb5 en wit wint een pion.

21. a5

Een leerzaam moment. Wit vergrendelt de damevleugel zodat zwarts tegenspel in de kiem is gesmoord. Zo kan hij zijn strijdkrachten op de andere kant van het bord proberen te mobiliseren. In de partij Gershon-Fuchs zien we hoe wit zijn slag sloeg op de koningsvleugel.

Dat zwart ook de nodige pijlen op zijn boog heeft, bleek in de partij Novikov-Lutikov waarbij zwart een eindspel wist te bereiken waarin hij zijn gedekte vrijpion tot gelding kon brengen.

B) Ontwikkeling van het paard naar d7

10… Pbd7

De populairste voortzetting, al dan niet met de inlassing van de zetten … a7-a6 en a2-a4.

Wit kan nu kiezen uit:

B1: 11. f4?!

B2: 11. Dc2

B3: 11. a4

B1) 11. f4?!

Benonispelers hebben nu de volgende reflex:

11… c4!? 12. Kh1 Pc5 13. e5 dxe5 14. fxe5 Txe5 15. Pxc4 Tf5!

Een voorbeeld van hoe deze stelling behandeld kan worden is Rytov-Tal 1979.

B2) 11. Dc2

Wit geeft pion e4 extra dekking om zo de paardensprong naar c4 voor te bereiden.

11… Ph5!?

Zwart laat vrijwillig zijn pionnenstructuur versplinteren. Fischer weet aan te tonen dat het allemaal speelbaar is voor zwart.

12. Lxh5 gxh5 13. Pc4

Een moderner voorbeeld is de partij Burmakin-Kravtsov, 2001 die door wit gewonnen werd na 13. h3.

13… Pe5 14. Pe3 Dh4 15. Ld2 Pg4 16. Pxg4 hxg4

En de pionnenstructuur was weer intact. Zie de matchpartij uit de WK-tweekamp Spassky-Fischer, 1972.

B3) 11. a4

Een soort nuttige wachtzet. Wit wil de dame nog even op d1 laten om de paarduitval met … Pf6-h5 nog even te onaantrekkelijk te maken. Tevens verhindert hij alvast acties met … b7-b5 en bereidt hij een mogelijke torenswitch met Ta1-a3 voor.

11… Pe5

Hier is 11… g5 een interessante poging om veld e5 voor het paard te ‘verzekeren’. Het grote manco van de zet is dat veld f5 wordt verzwakt. Hoe wit daarop kan spelen, wordt mooi geïllustreerd in de partij Kindermann – Danner, 1985.

12. Dc2

De torenswitch met 12. Ta3 kwam helemaal uit de verf in de partij Petrosian-Rashkovsky, 1976, maar totaal niet in de partij Bagaturov-Zubarev, 2008, waar de toren maar een zielige toeschouwer bleek te zijn.

12… g5

Een scherpe stelling ontstond na 12… Ph5 13. Lxh5 gxh5 14. Pd1 in Gligoric-Taimanov 1973.

13. Ta3

Dit kwam voor in de partij Gelfand-Hall, 1999.

13… De7

Een voorbeeld hoe de stelling met zwart behandeld zou kunnen worden is de partij Najdorf-Timman, 1982.

Belangrijkste illustratieve partijen:

  • Toth-Matulovic, 1972
  • Gershon-Fuchs, 2002
  • Novikov-Lutikov, 1987
  • Rytov-Tal, 1979
  • Spassky-Fischer, 3e matchpartij 1972
  • Burmakin-Kravtsov, 2001
  • Kindermann – Danner, 1985
  • Petrosian-Rashkovsky, 1976
  • Bagaturov-Zubarev, 2008
  • Gligoric-Taimanov 1973
  • Gelfand-Hall, 1999
  • Najdorf-Timman, 1982.

Geraadpleegde bron:

  • Megadatabase van Chessbase

Reageren? Stuur een e-mail naar .

De illustratieve partijen via de viewer:

(De foto is van Jos Sutmuller)

Over Herman Grooten

Herman is ruim 40 jaar schaaktrainer. Hij verzorgde lange tijd de schaakrubrieken in Trouw en het ED. Daarnaast was hij Topsportcoördinator bij de KNSB en is hij auteur van diverse schaakboeken en werkt hij voor Schaaksite. Klik hier voor series die hij op Schaaksite heeft gezet.

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.