Toen ik het boek ‘Koningen van het schaakbord’ van Paul van der Sterren in huis kreeg, las ik eerst het hoofdstuk over Max Euwe en toen dat over Magnus Carlsen. Een conclusie van mij was: de schrijver gaat er wel met grote passen doorheen, al zijn de beschrijvingen van de speelstijlen wel heel mooi. Vervolgens las ik de inleiding en zag ik tot mijn genoegen dat Van der Sterren het woord ‘beknopt’ zelf ook gebruikt. Hij schrijft verder: “Aan de hand van korte biografieën, hun beroemdste partijen en een karakteristiek van hun spel, zal ik proberen te laten zien wat deze groten zo groot maakte en wat hun betekenis was voor de schaakwereld. En passant volgen we daarmee ook de ontwikkeling van het schaakspel zelf, dat in de afgelopen tweeënhalve eeuw weliswaar hetzelfde is gebleven, maar tegelijk ingrijpend is veranderd.” Dus als ik de hoofdstukken beknopt noem, kan ik beter zeggen dat ze voldoen aan de opzet die de schrijver voor ogen had. Uiteraard staat er in de 265 pagina’s wel degelijk een heleboel informatie.
Het boek gaat over de zestien officiële wereldkampioenen die we gehad hebben. De eerste hoofdstukken gaan over de periode daarvoor.
Van der Sterren laat zien dat je Francois-André Danican Philidor (1726-1795) wereldkampioen zou mogen noemen als die titel toen al had bestaan. Partijen kan hij niet laten zien, er werd in die tijd nog niet genoteerd. Wel laat hij de bekende ‘Stelling van Philidor’ zien, een leerzame eindspelstelling.
Van de fameuze match La Bourdonnais-McDonnell in 1834 werden wel alle 85 partijen genoteerd, maar niet door henzelf. Zelf noteren was ‘ongehoord’, daar had men notulisten voor. Hierdoor is bijvoorbeeld (naast veel meer) wel de volgende stelling bewaard gebleven.
Zwart, La Bourdonnais, heeft net 37…e2 gespeeld en McDonnell gaf op, ondanks zijn enorme materiële voorsprong. Deze stelling zegt veel over wat voor fantastische partijen er in de negentiende eeuw werden gespeeld. Van der Sterren geeft die partij overigens niet. Hij laat in het boek wel partijen zien, maar vooral fragmenten. Van der Sterren: “Als iemand mij wel eens vraagt wat er nou eigenlijk zo mooi is aan het schaken, laat ik deze stelling zien.”
Lees meer >