Schaakhistorie

Schaakgeschiedenis in vogelvlucht 17: David Bronstein

Deze rubriek is gemaakt voor schaaksite.nl en is terug te vinden onder het kopje ‘Schaakhistorie’.  Omdat het schaakspel een eeuwenoud spel is, dat naar schatting al 3000 jaar oud is, lijkt het mij gepast om een serie korte artikelen te presenteren, waarin de schaakgeschiedenis voor het voetlicht wordt gebracht. In de vorige aflevering hebben we het gehad over Paul Keres. In deze nieuwe aflevering zullen we het hebben over David Bronstein (1924 – 2006).

Lees meer >

Top-40 Nederlandse schakers. 11: Hans Ree

Doordat hij laat grootmeester werd, heeft Hans Ree een beetje het imago van net-niet. Ook leek hij in zijn toptijd in de schaduw te staan van Hein Donner, na Euwe onze enige grootmeester totdat Timman dat ook werd. Nadere bestudering leert dat hij volstrekt niet voor Donner onder deed.

Hans Ree in 1973. Foto: nationaal archief.

Hans Ree (geboren 15 september 1944) won in 1965 en 1966 het internationale jeugdtoernooi in Groningen, de voorloper van het Europees jeugdkampioenschap. Ook in 1966 won hij een zeskamp in Ter Apel, waar hij wereldtopper Bent Larsen versloeg. De weg naar de absolute top leek open te liggen voor de jonge Amsterdammer.

In 1967 werd Ree Nederlands kampioen, na een beslissingsmatch tegen Bouwmeester met 2,5-1,5 te hebben gewonnen. In het toernooi liet hij Donner achter zich. Een jaar later was er geen NK en in 1969 eindigde Ree samen met Langeweg bovenaan, weer voor Donner en ook voor de jonge Timman. Omdat hij titelverdediger was, behield hij die titel. In 1970 was Ree er niet bij en werd Scholl kampioen. Een jaar later eindigde hij samen met Donner bovenaan en werd Ree kampioen op basis van Sonneborn-Bergerpunten. Dat was onbevredigend en daarom organiseerde het weekblad Vrij Nederland een match. Ree versloeg Donner met 4,5-3,5.

In 1973 werd de onbekende Russische immigrant Sosonko kampioen, bij afwezigheid van Ree, Donner en Timman. Dat leidde datzelfde jaar tot de Amsterdamse Vierkamp, waarin de ‘grote drie’ eens aan Sosonko zouden laten zien wie de sterkste was. Dat lukte niet echt. De vier ontmoetten elkaar elk vier keer. Ree en Donner scoorden 6,5 uit 12, Sosonko en Timman 5,5. Ree won de minimatch tegen Donner met 2,5-1,5, maar verloor twee keer van Timman. Donner schreef in zijn verslag in Schaakbulletin, waarin hij Sosonko uitgebreid prees: “Over Ree kan ik kort zijn: ik weiger mij in dit soort schaak te verdiepen.”

Lees meer >

Top-40 Nederlandse schakers. 12: Paul van der Sterren

Alleen Euwe en Timman kwamen op weg naar de wereldtitel verder dan Paul van der Sterren. Hij stond 25 jaar aan de Nederlandse top, zij het net onder de allergrootsten. In 1993 en 1994 presteerde hij fenomenaal.

Paul van der Sterren (geboren 17 maart 1956) debuteerde in 1975 op het Nederlands kampioenschap. Het was de eerste in een historische rij van 25 deelnames in 27 jaar. In 1980 boekte hij daarin zijn eerste succes, met een tweede plaats achter Timman, die hij zijn enige nederlaag toebracht. Een jaar later scoorde hij vijftig procent, maar won hij weer van Timman.  In de volgende twee edities werd hij tweede achter Ree en tweede achter Timman. Het kon dus geen verrassing worden genoemd dat Van der Sterren in 1985 bij afwezigheid van Timman kampioen werd voor Van der Wiel en Ligterink.

Een grotere triomf boekte hij in 1993. Van der Sterren werd kampioen met maar liefst twee punten voorsprong op Cifuentes, Van der Wiel en Nijboer, met daarachter Piket, Sosonko en Van Wely. Alleen Timman was er niet bij, maar gesproken werd van het sterkste NK tot dan toe. Een kreet die later overigens vaker werd gebruikt.

In 2000 werd Van der Sterren nog gedeeld derde, waarbij hij de handicap had dat hij een nul incasseerde doordat hij niet tegen computer Fritz wilde spelen. Een jaar later werd hij laatste en sloot hij zijn NK-deelnames af. Hij stopte toen ook met topschaak, op 45-jarige leeftijd. Zijn NK-deelnames leverden twee eerste, vijf tweede en drie derde plaatsen op.

Van der Sterren nam van 1982 tot en met 2000 acht van de tien keer deel aan de Olympiade. Hoogtepunt was de derde plaats in 1988 in Thessaloniki, aan het derde bord achter Van der Wiel en Sosonko.

Lees meer >

Top-40 Nederlandse schakers. 13: Friso Nijboer

Slechte Nederlandse kampioenschappen gevolgd door goede zomertoernooien, dat is het imago dat kleeft aan Friso Nijboer. Een opsomming van zijn toernooiresultaten is echter buitengewoon indrukwekkend.

Friso Nijboer in 2016. Foto: Harry Gielen.

Friso Nijboer (geboren 26 mei 1965) werd rond zijn zeventiende verjaardag jeugdkampioen van Nederland en een jaar later nog een keer. Een doorbraak bij de volwassenen kwam er niet direct, waarschijnlijk doordat hij eerst informatica ging studeren. In 1989 plaatste hij zich voor het eerst voor het NK, wat de eerste deelname werd van een indrukwekkende serie van 23 op rij. Dat hij daarop altijd slecht presteerde, is een fabeltje. Hij had slechte resultaten, maar scoorde ook vaak vijftig procent of een halfje meer. In 1993 werd Nijboer gedeeld tweede, hij werd drie keer gedeeld derde en in 2009 nog ongedeeld tweede achter Anish Giri. Dat het veel beter had gemoeten, dat is waar.

Van 1996 tot en met 2006 nam Nijboer alle zes keren deel aan de Olympiade. Bijzondere scores haalde hij niet, ook daar niet.

 

Toernooizeges

De compensatie in andere toernooiresultaten is echter gigantisch. Dat begon laat, je zou Nijboer een laatbloeier kunnen noemen. In 1995 won hij het Sonnevancktoernooi in Wijk aan Zee twee keer. Het werd niet altijd in dezelfde maand gehouden en toevallig twee keer in dat jaar. Twee jaar later won hij de B-groep van het Hoogovenstoernooi samen met Paul van der Sterren.

Zijn zomertoernooien waren fameus. Nijboer won Vlissingen in 2000, 2001, 2002 en 2005. Het Open kampioenschap van Nederland in Dieren won hij in 2003 en 2006. Zijn grootste individuele succes was het Amsterdam Chess Tournament in 2004. Dat won hij met 7 uit 9, voor Van Wely, Timman, Nikolic, Sokolov, Tregubov en Krasenkov. Het leverde hem de titel ‘Nederlands schaker van het jaar’ op. Twee jaar later won hij het toernooi nog een keer, dit keer gedeeld.

Lees meer >

Top-40 Nederlandse schakers. 14: Lodewijk Prins

Van 1937 tot en met 1968 maakte Lodewijk Prins onafgebroken deel uit van het Nederlandse Olympiadeteam. Dertig jaar lang was hij dus een Nederlandse topspeler. Al liet hij dat op de Nederlandse kampioenschappen nauwelijks zien.

Lodewijk Prins (geboren 27 januari 1913) deed namelijk nauwelijks mee aan die NK’s, maar haalde uit de paar keren wel een hoog rendement. In 1936, 23 jaar oud, debuteerde hij met een derde plaats. Na een zwak NK in 1938 won hij in 1948 het kandidatentoernooi voor Kramer en Van Scheltinga. Voor de NK-match tegen Euwe bedankte hij. Vanwege gezondheidsredenen, lees ik ergens, maar dat zou ik niet meteen voor waar aannemen.

Pas in 1965, op 52-jarige leeftijd, was hij er weer bij. Prins won dat NK samen met Zuidema, die hij in de beslissingsmatch met 2,5-1,5 versloeg. Kampioen van Nederland 29 jaar na zijn debuut, dat is al bijzonder.

Na zijn eerste NK werd Prins opgenomen in het Olympiadeteam en daarvoor bleef hij uitkomen tot en met 1968. Zijn meest memorabele wedstrijd was die in 1954 tegen het team van de Sovjet-Unie, dat destijds louter uit mondiale toptienspelers bestond. Prins versloeg Alexander Kotov, waardoor Nederland een historisch gelijkspel bereikte. In 1956 speelde hij aan het eerste bord en in 1968 behaalde hij als tweede reserve met 9 uit 12 zijn hoogste score. Na Timman is hij Nederlands recorddeelnemer.

 

Spaanse toernooien

Opmerkelijk genoeg was dat Prins’ laatste Olympiade. Voor 1970 zegden Donner en de jonge Timman om diverse redenen af. Tot zijn verbijstering werd Prins vervolgens gepasseerd door Rob Hartoch. In zijn schaakrubriek in Het Parool verloor hij zijn objectiviteit uit het oog en betichtte hij de plaatsingscommissie en het KNSB-bestuur van ‘corruptie, koehandel en zelfbevoordeling’. Voor het bestuur was dat reden om alle contacten met Prins te verbreken. Het betekende het einde van Prins’ schaakcarrière op topniveau.

Lees meer >

Top-40 Nederlandse schakers. 15: Erwin l’Ami

Al heel jong wist hij het: ik word profschaker. En als ik niet sterk genoeg word, ga ik wel training geven of erover schrijven. Erwin l’Ami was en is secondant van wereldtoppers, maar is ook nog gewoon sterk genoeg om prijzen te winnen.

Zijn zege in Reykjavik 2015 bracht Erwin l’Ami op de cover van het toonaangevende tijdschrift New in Chess

Erwin l’Ami (geboren 5 april 1985) was al zo jong overtuigd van zijn profcarrière, dat hij zich als tiener niet kon motiveren voor meer dan een mavo-opleiding. In jeugdprijzen blonk hij niet uit, hij maakte met onder anderen Jan Smeets, Jan Werle en Daniel Stellwagen deel uit van een zeer talentvolle lichting. Wel debuteerde hij al op zijn achttiende, in 2003, op het Nederlands kampioenschap. Vanaf dat moment was hij er veertien van de vijftien keer bij. Zes keer werd hij derde of vierde en in 2012 werd hij samen met Sokolov tweede achter Giri. Op de andere zeven NK’s presteerde L’Ami slecht.

 

Enorme erelijst

Dat compenseerde hij meer dan genoeg met een onwaarschijnlijk aantal toernooioverwinningen. Als tiener won hij al vele weekendtoernooien. Het open kampioenschap van Nederland in Dieren won hij in 2007, 2009 en 2013. In 2009 was hij trots dat hij voor Giri en Timman eindigde. In 2013 zei hij ‘zelden zo blij’ te zijn geweest, omdat de grote toernooizege weer eens een slecht NK meer dan goedmaakte.

Erwin l’Ami won Vlissingen in 2005 en 2013, Hoogeveen in 2010 en 2012, Groningen in 2013 en Haarlem (BDO) in 2013. In 2005 behaalde hij een bijzondere tweede plaats in het Amsterdam Chess Tournament. Buiten Nederland won hij Gausdal 2004, Nagorno Karabach 2005, Bethune 2006 en 2008 en werd hij op het Europees kampioenschap 2008 gedeeld tweede achter Tiviakov.

Lees meer >

Top-40 Nederlandse schakers. 16: Theo van Scheltinga

Een Nederlands kampioenschap spelen 47 jaar na de eerste keer, dat is de opvallendste prestatie van Theo van Scheltinga. Belangrijker is dat hij in zijn toptijd de nummer twee was achter Euwe en ook in het Hoogovenstoernooi behaalde hij een enorme erelijst.

Theo van Scheltinga in 1973

Theo van Scheltinga (geboren 6 maart 1914) debuteerde op zijn 22e, in 1936, op het NK met een derde plaats. Na nog wat vergelijkbare resultaten won hij in 1947 met grote overmacht het NK-kandidatentoernooi. De titelmatch tegen Euwe verloor hij met 5,5-2,5, wat wel beter was dan wat al zijn tijdgenoten tegen Euwe presteerden. In 1950 en 1952, toen Euwe weer gewoon aan het NK-toernooi deelnam, werd Van Scheltinga beide keren tweede achter de onaantastbare. In 1958, toen Euwe van het toneel was verdwenen, werd hij derde achter Donner en Cortlever. Ruim twintig jaar was Van Scheltinga dus al Nederlands nummer twee of drie.

Dat was voorlopig zijn laatste NK, maar in 1967 en 1973 plaatste hij zich weer en scoorde hij vijftig procent. Zijn grootste stunt was dat hij zich in 1983 via de voorwedstrijden als 69-jarige voor de laatste keer kwalificeerde voor het NK, waar hij de toenmalige toppers Böhm en Ligterink versloeg. Dat hij slechts negende werd, kun je onmogelijk als een smet zien.

 

Tartakower, Capablanca, Aljechin

Van Scheltinga speelde vanaf 1937 vijf opeenvolgende Olympiades, waarin hij 53% scoorde. Zijn hoogtepunt was die van 1939, waar hij bij afwezigheid van Euwe aan het eerste bord speelde. Hij versloeg Tartakower, verloor van Capablanca en speelde remise tegen Aljechin. “Nooit heb ik beter gespeeld dan toen”, zei hij daarover. In 1950 speelde hij achter Euwe aan het tweede bord en twee jaar later voerde hij de ploeg weer aan.

Van 1939 tot 1952 stond Van Scheltinga (laag) in de top honderd van de wereld, die later met terugwerkende kracht door Chessmetrics is berekend. In 1960/61 stond hij er weer even in.

Lees meer >

Liefhebbers van Schaak Antiek kunnen hun hart ophalen. Tea Lanchava geeft zondag 19 november 2017 een simultaan aan antieke schaaktafels. Na afloop verkoopt Old in Chess, antiques een gedeelte van de collectie en andere schaak-collectors items. Voorafgaand aan de simultaan is er een lezing over schaakantiek door Adri Helfrich. Interesse voor antiek of de simultaan? Ga naar www.facebook.com/oldinchess

Top-40 Nederlandse schakers. 17: Dimitri Reinderman

Zijn NK-debuut was spectaculair, hij brak zijn schaakcarrière vroeg af, wat hij zelf anders zag, maar na zijn comeback, die je van hem niet zo mocht noemen, won Dimitri Reinderman meer toernooien dan daarvoor. Op zijn veertigste werd hij zomaar kampioen van Nederland.

Wijk aan Zee 2000. Foto: Johan Hut

Dimitri Reinderman (geboren 12 augustus 1972) werd bij de jeugd op het Europees kampioenschap derde (samen met Kramnik) en tweede en bij het wereldkampioenschap gedeeld derde. In 1995 kreeg hij een wildcard voor het Nederlands kampioenschap, waar hij debuteerde met een derde plaats achter Sokolov en Piket, voor Van Wely. Het jaar 1998 werd zijn grote doorbraak. In Wijk aan Zee won hij, achtste op rating, de tweede groep, samen met Rustam Kasimdzjanov. Dat gaf hem het recht een jaar later tussen Kramnik en Anand op het hoogste niveau te spelen. Reinderman won het open toernooi van Hoogeveen en vervolgens het zonetoernooi in Andorra, samen met velen, maar voor Piket en Van der Sterren. Het leverde hem een vierde plaats op de Nederlandse ranglijst op, achter het supertrio Timman, Piket en Van Wely. Een jaar later werd hij weer derde op het NK, achter Nikolic en Piket, samen met zijn leeftijdsgenoot Van Wely (die hij versloeg) en voor Sokolov. Hij won op dat toernooi een paar spectaculaire aanvalspartijen die publiekscommentator Lex Jongsma vertwijfeld deden uitroepen: “Reinderman wint natuurlijk de schoonheidsprijs, maar voor welke partij?”

 

Toernooiwinsten

Intussen werkte Reinderman bij een internetprovider, in het pionierstijdperk van het net. Na zijn enorme succes in Wijk aan Zee 1998 stemde zijn trotse werkgever in met een halvering van zijn dienstverband naar twintig uur per week, zodat hij meer kon schaken. Omdat hij evengoed een mooi inkomen had, ging Reinderman vanaf 2002 vooral leuke toernooien over de hele wereld spelen in plaats van toernooien in Nederland waar hij wat meer geld zou kunnen verdienen. Na zes NK’s in acht jaar deed hij voor die van 2003 tot en met 2007 geen moeite zich te plaatsen.

Lees meer >

Top-40 Nederlandse schakers. 18: Salo Landau

Statistici kennen hem als de enige andere schaker dan Max Euwe die tussen 1921 en 1952 kampioen van Nederland werd, namelijk in 1936, toen Euwe niet meedeed. Over Salo Landau is natuurlijk wel veel meer te vertellen.

 

Salo Landau werd op 1 april 1903 geboren in Bochnia, voorheen Polen (nu ook), maar destijds geannexeerd door Oostenrijk. Tijdens de Eerste Wereldoorlog vluchtten zijn ouders voor de Russen, naar Nederland. Zij lieten Salo in Antwerpen opleiden tot diamantwerker, maar hij werd beroepsschaker.

In 1929 werd Landau op het Nederlands kampioenschap samen met Weenink tweede achter Euwe, met 7 uit 9. In 1936 werd hij bij afwezigheid van de grote meester kampioen. In 1939, toen het NK een kandidatentoernooi was geworden, won Landau dat, waarna hij de NK-match tegen Euwe verloor met 7,5-2,5. Zo groot waren de verschillen in de jaren dertig en veertig tussen Euwe en de rest.

 

 

Wereldtopper

Op de Olympiade van 1930 speelde Landau aan het vierde bord. In 1937 aan bord twee achter Euwe, waar hij 9 uit 15 scoorde. Een enorm succes boekte hij in 1931, toen hij in Rotterdam een dubbelrondige vierkamp won voor Colle, Tartakower en Rubinstein. Was Salo Landau een potentiële wereldtopper?

Landau behaalde vele goede toernooiresultaten in Engeland. Zo won hij een paar keer de tweede groep van Hastings en mocht hij in 1938 meedoen aan de hoofdgroep. Daar werd hij met Pirc derde achter Euwe en Szabo.

Lees meer >