“Mijn schaamtegrens ligt bij 2200”, zei Rob Witt toen hij aan het eind van zijn leven daaronder dreigde te zakken. Hij was toen al ernstig ziek. In al zijn ironie maakt die uitspraak duidelijk hoe identiteit (wie ben ik, wat kan ik) voor veel schakers bijna griezelig verbonden is met Elo-rating.
Ik had zoiets al eerder meegemaakt bij Henk de Kleijnen die zich, ziek als hij was, zorgen maakte over zijn rating die ergens rond de 1800 schommelde. Beiden leken bij leven en welzijn niet erg ambitieus te zijn als het om hun rating ging, zeker Rob niet, maar aan het eind van hun leven was het kennelijk een graadmeter geworden om na te gaan hoe het er voorstond met hun afnemende vermogens.
Lees meer >