Columns

Kan ‘Giraffe’ leren schaken?

Het eeuwenoude en koninklijke schaakspel is een fascinerend onderwerp voor wetenschappelijk onderzoek. Een soort ‘heilige graal’ voor onderzoekers. Voor verschillende vakgebieden is het schaakspel interessant zoals (kunstmatige)intelligentie, psychologie, speltheorie, wiskunde en computerkunde. Nu de machine de mens heeft verslagen en de schaakcomputers sterker zijn dan de wereldkampioen leek een voorlopig eindpunt bereikt. Niets is minder waar. In september 2015 verraste een Canadese schaker en student computerkunde de wereld met een geheel nieuwe en radicaal andere benadering van het computerschaak. Grensverleggend! Even was hij wereldberoemd en kreeg hij veel publiciteit totdat verrassende wendingen zich voordeden. Ging dit baanbrekende nieuws  geruisluis aan de Nederlandse schaakwereld voorbij?

Een ‘must-read’ voor schakers en  (schakende) studenten aan onze (technische) hogescholen en universiteiten! Een uitdaging?

Schaakwonderkinderen

Recent zond de Belgische tv de documentaire ‘De Polgár-variant’ uit. Het ging over de opvoeding en opleiding van de drie Polgár-zusjes in het communistische Hongarije. Drie schaakwonderkinderen, waarvan Judit de beste werd.

Op 13-jarige leeftijd speelde Judit Polgár, de jongste van de drie zusjes al op meesterniveau met een Elo rating boven 2300. Judit was toen niet de enige met dit niveau. Ook de in Londen geboren Demis Hassabis was een uitzonderlijk jeugdtalent. Hij was enkele dagen jonger dan Judit en  hij had ook een rating van rond de 2300. Demis bezettte de tweede plaats achter Judit  op de wereldranglijst junioren onder veertien jaar! Judit maakte carrière in de schaaksport, Demis ging werken en studeren, richtte een bedrijf op en kreeg na overname een topjob.

Lees meer >

9 schaakwijsheden van nummer 14

Zoals velen weten had Johan Cruijff aanleg voor meer sporten dan alleen voetbal, zoals honkbal, biljarten en golf. Minder bekend is dat hij ook een aardig potje schaakte.

Negen (Cruijff’s andere rugnummer) schaakwijsheden van nummer veertien:

1. Als je niet schaak zet, ken je niet winnen.
2. Zwart kan niet winnen, maar wit ken wel verliezen.
3. Voordat ik een foute zet speel, doe ik een andere.

Lees meer >

Schakers met stalen zenuwen

Lees ook deel 1 , deel 2 en deel 3

Over schakers met of zonder stalen zenuwen, het fenomeen de onbedoelde zet, de ‘angstgegner’ en sterke staaltjes in de schaaksport. Ook een gedicht, alles komt voorbij.

De Zwarte Dood

De Britse Joseph Henry Blackburne (Manchester 1841- London 1924) behoorde tot de sterkste schakers in  de tweede helft van de negentiende eeuw. Hij leerde pas op zijn achttiende schaken en werd al snel een zeer  sterke speler. Zijn professionele schaakcarrière duurde meer dan 50 jaar. Hij deed veel aan de promotie voor het schaken door het geven van simultaans en blindschaak optredens. Hij maakte vaak grappen met zijn tegenstanders en de toeschouwers. Bij simultaans stopte hij regelmatig om whisky  te drinken. Het verhaal gaat dat hij soms zo geconcentreerd was dat hij het verschil niet zag tussen een glas whisky en een glas water. Een keer dronk hij uit het glas van zijn tegenstander. Toen deze hem hierop wees repliceerde hij:’ You left it en prise and I took it en passant’

Toen hij in 1872 tegen tien deelnemers tegelijk blind schaakte in de concertzaal van Crystal Palace Hall werd tegelijkertijd het Te Deum van Sullivan uitgevoerd. Voor Blackburne was schaken vooral ook  veel plezier beleven.

Blackburne wordt gezien als een icoon van het romantische schaak omdat hij een zeer aanvallende en tactische speler was. Na een belangrijk toernooi in Wenen in 1873, waar hij voor de eerste plaats ging maar het in de play offs moest afleggen tegen Steinitz, kreeg hij de bijnaam De Zwarte Dood (door zijn grote zwarte baard en zijn agressieve speelstijl) en ook de ‘man met de stalen zenuwen’.

Lees meer >

Back in de USSR (Column van Schaakvereniging Promotie)

De Unie van de Socialistische Sovjet Republieken, de USSR, heeft van 1922 tot 1991 bestaan. In ‘Schaken in Stijl’ (2002) van Ruurd Kunnen lezen we dat de USSR, vanaf het veroveren van de wereldtitel door Michail Botwinnik in 1948, de schaaksport domineerde. De vraag drong zich bij mij op hoe het sinds 1991 met de dominantie van de ‘USSR’ schakers en schaaksters gesteld is. Lees verder (pdf) .

Wat wil de schaakmóeder?

“De schaakvader gaat het maar om één ding: dat zijn kind de partij wint. Het liefst langs de weg die de trainer onderwezen heeft, maar als het incorrect is of dankzij een blunder van de tegenstander, dan maalt hij daar niet om. En of de zege tot stand komt door middel van langdurige positionele en strategische manoeuvres waarbij alle vlakken van het speelveld subtiel worden verkend, dan wel via het betere rechttoe-rechtaan werk van een woeste koningsaanval – ook dat zal hem een biet zijn. Zolang het maar leidt tot de allesbevrijdende glorieuze climax aan het eind: de matzet!

Doorgaans is één winstpartij niet genoeg voor hem, na een korte adempauze maakt hij zich op voor de volgende, en daarna wéér – onverzadigbaar als hij zijn kan. Er zijn er bij wie het vormen aanneemt van een obsessie die zelfs het dagelijkse leven beheerst. Onderzoek heeft uitgewezen dat de zwaarste gevallen elke zeven seconden denken aan dat ene.” …

Hoe het met hem zit is wel duidelijk. Maar wat te zeggen van háar, de schaakmóeder?

Bovenstaande regels vormen het begin van het verhaal Wat wil de schaakmóeder? Een nieuw schaakvaderverhaal. Tezamen met meer nieuwe verhalen en een selectie van het blog schaakvaderverhalen zal het deel uitmaken van een bundel schaakvaderverhalen. Natuurlijk over schaken maar ook met uitstapjes naar politiek, geschiedenis, voetbal en popmuziek – altijd met een knipoog geschreven.

Lees meer >

Op een andere dag, door Theo Mooijman (de column van SV Promotie)

De KNSB zoekt leden. En daar staat de bond niet alleen in. Iedereen zoekt leden. Het is overal het zelfde liedje. Of het nu een koor is of een biljartclub. Elke sport- of culturele vereniging die zich niet mag verheugen in grote belangstelling van de jeugdigen kalft af. Zelfs de ouderenbonden hebben te maken met teruggang in het aantal leden, terwijl de doelgroep in aantal juist stijgt.
Er is op verschillende manieren tegen deze ontwikkelingen aan te kijken.

Lees meer >

Verrassingen, de column van Manuel Nepveu (Schaakvereniging Promotie)

Verrassing

In de jaren negentig kwam “The Oxford Companion to Chess” uit van de heren Hooper en Whyld. Een schaakencyclopedie. Grootmeester Hans Ree schreef vol lof over het handzame werkje en suggereerde, als ik mij niet ernstig vergis, dat je het ook eens lekker kon doorbladeren als je niet per se naar iets op zoek was. Een bladerboek, een genietboek.

Laatst was het weer eens zover.

Lees meer >

Witte boorden (column van Theo Mooijman)

De afgelopen week trok een ingezonden brief in de Volkskrant mijn aandacht.

De brief werd ingezonden door een inwoner van Zeist, die zich damspel-historicus noemt, reagerend op een bijdrage in ‘Ten Eerste’ van 7 mei 2016. Dat artikel met de kop “Boksen wordt een elitaire denksport” heeft hem subiet naar de pen doen grijpen, want op 10 mei stond zijn reactie al afgedrukt. Wat is er aan de hand?

Lees meer >

Belevenissen van een arbiter: Moet je wel of moet je niet…

Vorige maand werd hij samen met zijn teamgenoten van En Passant clubkampioen van Nederland: GM Friso Nijboer, ex-profschaker, nu werkzaam in het bedrijfsleven maar gelukkig niet helemaal verloren gegaan voor het Nederlandse schaakleven. In de KNSB-competitie en sommige toernooien kunnen we nog steeds genieten van zijn vechtlust op het schaakbord. Ongeveer een jaar geleden beschreef ik een voorval tussen Ray Robson en Oleg Romanishin (Wie was er aan zet?) over wel of niet ingrijpen en aan het eind beloofde ik min of meer om een ander voorval te vermelden waarbij het tegenovergestelde gewenst was.

Lees meer >

Amazonen

Polgar-Karjakin goedDe column van Hans gaat over Amazonen. Dan weet u als erudiet lezer al één en ander. Lees de column hier !