Schaakhistorie

De grote schaakgeschiedenis van Groningen

Het Tata Steel Chess Tournament heeft de twee externe speelsteden aangewezen: Groningen en Hilversum. Een prachtige keuze. Deze twee behoren met Amsterdam tot de steden met de meeste historie op het gebied van topschaak, waaronder zelfs wereldtop. Je zou hier nog een paar plaatsen aan kunnen toevoegen, maar daarbij gaat het steeds om één toernooi. Groningen en Hilversum hebben een zeer gevarieerde geschiedenis.

In de eerste aflevering van dit tweeluik beschrijf ik de geschiedenis van Groningen. Over een paar dagen komt Hilversum aan bod.


Staunton-toernooi 1946

Hoe waren de wereldtoppers uit de Tweede Wereldoorlog gekomen? Die vraag stond centraal bij het grote jubileumtoernooi (75 jaar) van schaakclub Staunton. De vraag wie de vacante wereldtitel van de overleden Aljechin zou overnemen, zou later een afgeleide daarvan kunnen zijn.

De Sovjet-Unie was gevraagd om de vier sterkste spelers te sturen. Nederland zou worden vertegenwoordigd door Max Euwe en Lodewijk Prins. De Sovjets kwamen echter met vijf spelers, waarna Prins met het nodige gedoe werd afgeserveerd.

Botwinnik won het toernooi, een half punt voor Euwe, die daarmee een van zijn beste toernooiresultaten boekte, maar ook een van zijn laatste goede resultaten.

Lees meer >

Top-40 Nederlandse schakers. 28: Kick Langeweg

Langdurig behoorde hij tot de Nederlandse top, maar Kick Langeweg werd nooit kampioen. In 1969 was hij er dichtbij, in Leeuwarden eindigde hij samen met Hans Ree op de eerste plaats. Anders dan in de voorgaande twee edities werd er geen beslissingsmatch gespeeld. Ree werd tot kampioen uitgeroepen omdat hij titelverdediger was. Een extra feit (dat echter niet meewoog) was dat Ree in de laatste ronde de onderlinge partij won.
Kick Langeweg (geboren 7 maart 1937) is nooit dichter bij de titel geweest. Tussen 1961 en 1989 was hij er negentien keer bij, tot en met 1972 iedere keer. Hij werd derde in 1965, 1970, 1972 en 1983. In 1980 werd hij zelfs nog tweede achter Jan Timman, een plek die hij wel met vijf anderen moest delen.

Kick Langeweg tijdens IBM 1961. (Foto: Nationaal archief).

 

Olympiade-topper
Langeweg behoorde tot de ‘jonge honden’ die rond 1960 met het Amsterdamse VAS de Nederlandse schaakhemel bestormden. Voor hen organiseerde de befaamde organisator Berry Withuis in 1961 het IBM-toernooi, om de jongemannen de gelegenheid te geven internationaal meester te worden. Langeweg won de eerste editie met 9 uit 11 zonder remises en bleef Hein Donner voor. Een jaar later werd hij meester.

Lees meer >

Kasparov komt terug!

Het zat er toch wel aan te komen, want Kasparov komt terug! Hij zal voor het eerst sinds 2005 weer rated gaan spelen in het rapid en blitz toernooi in St. Louis. 

Eigenlijk is de oud-wereldkampioen nooit echt weggeweest, want de afgelopen jaren hield hij overal een flinke vinger in de pap. Kasparov verloor de strijd om Fide president te worden, stond aan de wieg van de Grand Chess Tour, is gasttrainer van de Amerikaanse jeugd en bleef uitgesproken over schaakzaken. Met live streams wordt Kasparov vaak gebeld en dan gaat hij tekeer. Het is de aard van het beestje Kasparov om de strijd aan te gaan. Zo ging het met zijn PCA tegenhanger van de Fide en met zijn politieke aspiraties. Fascinerend genoeg haalde Kasparov de laatste keer in St. Louis nog een unrated TPR van boven de 2800, terwijl hij soms op knullige wijze stukken weggaf.

Lees meer >

Vluggeren om de titel

Loek van Wely en Sipke Ernst eindigden gelijk bovenaan in het Nederlands kampioenschap. De titel werd kort na de slotronde betwist in twee vluggertjes, gewonnen door Van Wely. Protesten tegen deze manier van beslissen heb ik niet gelezen. Dat was wel anders in 2007, toen er voor het eerst werd gevluggerd. En in 2001, toen er voor het eerst vier rapidpartijen werden gespeeld op de dag na de slotronde. En in 1967, toen er voor de tweede keer een beslissingsmatch werd gespeeld met ‘slechts’ vier partijen in lang speeltempo. Uiteindelijk blijkt alles kennelijk te wennen. Hieronder een overzicht van wat er in de geschiedenis van het NK gebeurde bij gelijk eindigen.

Van Wely en Ernst vluggeren om de titel. (Foto: Harry Gielen).

Toevalskans
In 1965 in Den Haag eindigden Lodewijk Prins en Coen Zuidema samen bovenaan. De 52-jarige Prins had in 1948 voor het laatst meegedaan en was dus een veteraan, de 23-jarige Zuidema was een vertegenwoordiger van de jonge garde. Een opmerkelijk feit was dat Prins en enkele andere deelnemers tijdens het toernooi ook hun gewone dagelijkse arbeid verrichtten. Het NK werd in september gespeeld, in november werd de beslissingsmatch door Prins met 2,5-1,5 gewonnen. Een match van vier lange partijen met twee maanden voorbereidingstijd.

Hetzelfde systeem werd in 1967 (Zierikzee) gehanteerd. Weer eindigde een veteraan (nou ja… Hans Bouwmeester was 37 maar had al tien jaar niet meer meegedaan) bovenaan samen met een jongere: de 23-jarige Amsterdamse student Hans Ree. De barragematch, drie maanden later, werd deze keer door de jongere gewonnen: Ree zegevierde met 2,5-1,5.

Lees meer >

Top-40 Nederlandse schakers. 29: Daniel Stellwagen

Toen Daniel Stellwagen op elfjarige leeftijd zevende werd in het open toernooi in Hoogeveen, was de Nederlandse schaakpers unaniem vol lof. Hans Ree schreef: “Hebben we ooit een elfjarige in Nederland gehad die zo sterk was? Misschien Timman, misschien Jeroen Piket, maar zeker weet ik het niet.” Zijn collega’s vielen hem bij en prezen Stellwagens veelzijdigheid en voor die leeftijd opvallend gezonde spel. Diende zich hier een nieuwe Nederlandse wereldtopper aan?

Het antwoord op die vraag was meteen ja, als het ging om zijn eigen leeftijd. Stellwagen (geboren 1 maart 1987) werd in de categorie tot en met twaalf jaar tweede op het Europees kampioenschap en tweede op het wereldkampioenschap. Met een blik op het bord naast hem gaf hij zijn laatste partij op het WK remise, in de veronderstelling wereldkampioen te zijn. Hij viel bijna van zijn stoel toen onmiddellijk na zijn handdruk de ene Chinees zijn remisestelling opgaf, waarmee zijn tegenstander (landgenoot) de wereldtitel binnen had.

Nog meer tweede plaatsen
Dichter bij de wereldtitel kwam Stellwagen nooit meer. In de oudste categorie werd hij gedeeld vijfde. Wel werd hij Neerlands jongste meester en jongste grootmeester, records die later werden gebroken. Hij haalde Nederlandse jeugdtitels binnen, met als apotheose de hoogste toen hij vijftien was. Dat was net geen record.
Ook op zijn vijftiende behaalde hij een spectaculaire tweede plaats in de B-groep van het Corus-toernooi. Zestien was hij toen hij op het NK van 2003 tot ieders verrassing begon met vier overwinningen. Stellwagen werd tweede, samen met Tiviakov, achter Van Wely. Datzelfde presteerde hij in 2005. In 2007 werd hij gedeeld eerste met Tiviakov, maar verloor hij de snelschaakbarrage, waarmee hij dus weer tweede was. Dat werd hij ook in 2008, samen met Reinderman, achter Smeets. In de tussenliggende jaren 2004 en 2006 werd Stellwagen vijfde, waarmee hij in die zes jaar op rij een van de meest succesvolle deelnemers was.

Lees meer >

Top-40 Nederlandse schakers. 30: Eddie Scholl

Alle Nederlands kampioenen sinds Euwe komen in deze top-40 voor. Vermelding van Eddie Scholl noem ik echter beslist geen moetje. Hij stopte vroeg met topschaak, maar was in de jaren rond zijn kampioenschap in 1970 een absolute Nederlandse topper.

Eddie Scholl in 2008. Foto: Eelke Heidinga.

De Fries Scholl (geboren 17 oktober 1944) werd in 1963 jeugdkampioen van Nederland en in 1965 open kampioen. Van 1967 tot en met 1974 nam hij alle zeven keren aan het Nederlands kampioenschap deel (in 1968 werd er geen NK gespeeld). Al bij zijn debuut werd hij derde achter Ree en Bouwmeester, maar voor Donner, Kuijpers en Langeweg. In 1970 was het kampioenschap niet zo sterk bezet. Scholl eindigde samen met Coen Zuidema bovenaan, voor Langeweg en Hartoch, en won de beslissingsmatch. In 1971 werd hij derde achter Ree en Donner, maar voor Timman, Hartoch en Langeweg. Dat is in die jaren beslist een indrukwekkend rijtje.

 

Wereldtop

Ook al had hij de toen tweevoudig Nederlands kampioen Hans Ree niet verslagen (want die deed niet mee), mocht Scholl op de Olympiade van 1970 in Siegen toch aan het eerste bord spelen. Daar deed hij het met 10,5 uit 17 uitstekend. Als zijn beste prestatie noemt hij zijn overwinning op Larry Evans. Bij de IBM-toernooien van 1970 en 1971 speelde hij remises tegen Spasski (wereldkampioen), Geller, Keres, Hort, Smyslov, Uhlmann en Gligoric. Hij hield de wereldtop op remise en versloeg Donner in die twee toernooien beide keren.

Lees meer >

Top-40 Nederlandse schakers. 31: Henri Weenink

In de top-40 omdat hij de nummer twee was achter Max Euwe en dus nooit Nederlands kampioen kon worden. Niet al te hoog omdat hij die tweede plaats door zijn tragische dood wel heel kort bezette.

 

Henri Weenink (geboren 17 oktober 1892) nam slechts eenmaal deel aan het Nederlands kampioenschap. In 1929 werd hij samen met Salo Landau tweede achter Euwe. Toch werd hij al in 1927 gevraagd voor Nederland aan het tweede bord op de Olympiade te spelen, achter Euwe. In kleinere toernooien had hij zich bewezen. In 1928, 1930 en 1931 zat hij bij afwezigheid van Euwe zelfs aan het eerste bord. In 1930 in Hamburg scoorde hij met 10 uit 16 goed, bij de andere Olympiades scoorde hij onder de vijftig procent.

Een succes was het kampioenschap van Amsterdam in 1928 dat hij won voor Landau. In 1930 won hij een zeskamp in Amsterdam, waar hij Euwe en Landau versloeg. Weenink won hier en daar partijen van Reti, Rubinstein en Marshall, maar dat ging niet gepaard met toernooizeges. Een matchnederlaag tegen Reti met 3,5-6,5 kon met niet meer worden afgedaan dan ‘goed gedaan’.

 

Veelzijdig

Weenink diende de schaakwereld op een veelzijdige manier. Hij schreef in de jaren twintig de schaakrubriek in de Oprechte Haarlemsche Courant, de voorloper van het Haarlems Dagblad. Hij deed dat op bijzonder luchtige en zelfs vrolijke manier, met als curiositeiten ieder jaar voor 1 april een fantasieverhaal rond leuke schaakproblemen.

Lees meer >

Vier oude helden bijeen

Vijftig jaar geleden werd het Nederlands kampioenschap gespeeld in Zierikzee. De meeste deelnemers leven nog. Twee van de twaalf zeker niet en van twee weet ik het niet. Het Witte Paard uit Haarlem brengt vier van hen weer bij elkaar. Zaterdag spelen ze een erevierkamp, ter gelegenheid van het tweede lustrum van de Karel Kuip Vierkampen.

Hans Ree

Het NK van 1967 was de vierde in een bijzondere rij. Hein Donner was kampioen geworden in 1954, 1957 en 1958. Het kampioenschap werd ongeveer eens per twee jaar gespeeld. In 1961 werd Hoan Liong Tan kampioen, in 1963 Frans Kuijpers, in 1965 Lodewijk Prins en in 1967 Hans Ree. Donner werd wel nog steeds als de sterkste beschouwd, welke status hij bevestigde met zijn legendarische toernooizeges in Beverwijk 1963 (Hoogovens) en Venetië 1967. Kampioen van Nederland werd hij echter niet meer, terwijl hij er in drie van de vier genoemde jaren wel bij was.

 

Sterk bezet

Een bijzonderheid van het NK 1967 was iets waar we nu om kunnen lachen. Voor het eerst in de geschiedenis was er geen enkele speler die op de speeldagen ook naar zijn werk moest. Het werd beschouwd als een professioneel kampioenschap en was ook sterk bezet. De vorige kampioen Prins was er niet bij, maar die nam sowieso zelden aan het NK deel. Behalve naar Donner keek men vooral naar Hans Bouwmeester, de ervaren speler die ook zelden aan het NK deelnam, en naar Ree, het jonge aanstormende talent. Ook Kick Langeweg was op dat moment een absolute topper, alsmede Coen Zuidema, die twee jaar eerder pas na een beslissingstweekamp de titel aan Prins moest laten.

Lees meer >

Top-40 Nederlandse schakers. 32: Robin van Kampen

De grappigste prestatie van Robin van Kampen (geboren 14 november 1994) leverde hij als jonge tiener. In 2006 werd hij Nederlands kampioen tot twaalf jaar, een jaar later tot veertien, een jaar later tot zestien en een jaar later tot twintig. Dat laatste was dus in 2009, toen hij na Timman de tweede was die jeugdkampioen op zijn veertiende werd. Leeftijdsrecords boekte hij ook door op z’n veertiende meester en op z’n zestiende grootmeester te worden. ‘Schaakmeester van veertien’, kopte de in zijn woonplaats Bussum verschijnende Gooi- en Eemlander op de voorpagina.

 

Toernooizeges

Om op deze lijst te komen moet je wel volwassen resultaten hebben geboekt. Dat deed Van Kampen. Aan titelnormen wordt allang veel aandacht besteed, er worden zelfs speciale toernooien voor georganiseerd. De grote klasse van Van Kampen was dat hij de meeste van zijn recordnormen vergezeld liet gaan van een toernooizege. Dus niet kijken naar de ratings, maar naar de eerste plaats.

In 2009 boekte hij als jongen van veertien meesternormen in Amsterdam (Batavia), Cappelle la Grande en Groningen (Atlantis). Batavia en Atlantis waren toernooizeges. In dat jaar werd hij tweede op het Europees kampioenschap tot zestien jaar.

In 2010 en 2011 boekte Van Kampen grootmeesternormen in Haarlem (BDO), Groningen (Kerst), Dortmund (Helmut Kohls Turnier) en opnieuw Haarlem (BDO). De laatste drie waren toernooizeges, al dan niet gedeeld.

In 2012 tot en met 2014 volgden (gedeelde) toernooizeges in Londen, Basel, Riga en Montreal. Zijn erelijst leek indrukwekkend te worden.

Lees meer >

Top-40 Nederlandse schakers. 33: Hans Böhm

Als dit een lijst was van mensen met verdiensten voor de schaaksport, zou Hans Böhm in de top vijf staan. Maar het gaat om schaakprestaties en dan is hij nu aan de beurt.

Hans Böhm (geboren 15 januari 1950) werd in 1968 jeugdkampioen van Nederland. Na enkele jaren met Jan Timman langs open toernooien in Europa te zijn gereisd, volgden zijn grote successen. In 1974 scoorde hij goed in toernooien in Las Palmas, New York en Eksjö (Zweden). Opvallend in 1975 was zijn resultaat bij het Nederlands kampioenschap, waar hij 9 uit 11 scoorde. Een kampioensscore, maar Timman boekte een halfje meer. Het kampioenschap was niet heel sterk bezet, maar Böhm bleef wel twee volle punten voor op de toenmalige toppers Ree en Hartoch.

Een paar maanden later volgde zijn grootste succes. Böhm werd gedeeld tweede in het IBM-toernooi, achter Ljubojevic, maar voor o.a. Kavalek, Hübner, Timman en Sosonko. Het leverde Böhm zijn enige grootmeesternorm op.

Bijna bij de grote vier

Hans Böhm leek zich te voegen bij de ‘grote vier’ van dat moment: Timman, Sosonko, Ree en Donner. Het kwam er niet van. In het IBM-toernooi van 1976 versloeg hij nog wel alle deelnemende Nederlanders, maar verder boekte hij in IBM- en Hoogovenstoernooien geen successen meer. Een opleving had hij nog in 1984, toen hij vierde werd op het Nederlands kampioenschap en bij het IBM-toernooi een (tweede) grootmeesternorm op een half punt miste. Van 1977 tot en met 1985 nam hij wel elk jaar aan het NK deel, maar de twee genoemde resultaten waren uitschieters.

Lees meer >