Mooie zetten en Bloopers

Gespot 60: Een lange zit

Bij het grasduinen in schaakboeken, het doorbladeren van schaaktijdschriften, het surfen op het internet, het bekijken van schaakfilmpjes valt het oog wel eens op interessante stellingen, bijzondere voorvallen, geniale zetten en grappige blunders. In deze rubriek wil ik u die graag voorleggen.

Bent u ook iets tegengekomen? Laat het ons weten.


Tegenwoordig kom ik steeds meer gevallen tegen van eindspelen die mishandeld worden vanwege het feit dat een speler zijn zetten moet afraffelen omdat hij geplaagd wordt door een soort ‘permanente tijdnood’. In veel toernooien, maar ook in de KNSB-competitie en bekerwedstrijden wordt met de zogenaamde bonustijd (increment) gespeeld. Met de intrede van sterke schaakprogramma’s, tablebases e.d. is het afbreken van partijen afgeschaft omdat het anders geen gevecht van ‘speler tegen speler’ meer zou worden. Heel begrijpelijk, maar het uitvluggeren blijkt niet bepaald positief voor de kwaliteit van de zetten aan het eind van de partij. Mooi opgebouwde partijen worden bij de technische afhandeling vaak verziekt omdat een speler onder druk van de klok zich de nodige fouten permitteert. Gelukkig ontworstelen toppers als Carlsen en Kramnik zich nog af en toe aan het tijdnoodvirus en trakteren zij het publiek op fenomenale eindspelbehandelingen.

Maar voor het vertrouwd raken met eindspelprincipes en voorbeelden van weergaloze eindspelprestaties moeten we toch vaak decennia terug. Eindspel leer je voor een deel ook in de praktijk of door mee te kijken met partijen die op een of andere manier je aandacht trekken. Zo werd ik altijd zeer geïmponeerd door mijn vroegere clubgenoot IM Peter Scheeren. Die had zich als sterke jeugdspeler al veel eindspelprincipes eigen gemaakt door er systematisch aan te werken. Daar plukte hij in veel van zijn partijen de vruchten van. Een zeer memorabel eindspel staat me nog goed voor de geest. De Eindhovense schaakvereniging had in 1984 de landstitel in de toenmalige hoofdklasse weggekaapt voor de neus van grootmacht Volmac/Rotterdam. Het gevolg was dat wij Europa Cup mochten spelen. Dat was alleen weggelegd voor de landskampioen en het werd nog niet – zoals nu – gespeeld in een toernooi. Er werd geloot en dan kon je ofwel een uit- of een thuiswedstrijd spelen aan zes borden over twee ronden. Ik heb daar in mijn column 50 Capriolen in een obscuur eindspel al over geschreven.

Lees meer >

Gespot 59: ‘Het witveldige Beest’

 

Bij het grasduinen in schaakboeken, het doorbladeren van schaaktijdschriften, het surfen op het internet, het bekijken van schaakfilmpjes valt het oog wel eens op interessante stellingen, bijzondere voorvallen, geniale zetten en grappige blunders. In deze rubriek wil ik u die graag voorleggen.

Bent u ook iets tegengekomen? Laat het ons weten.


Ik weet dat er schakers zijn die een enorme voorkeur hebben voor een bepaalde kleur velden. Spelers die het Konings-Indisch spelen met zwart houden heel erg van de zwarte velden. In Nederland loopt een grootmeester rond, waarvan mij is opgevallen dat hij een zekere voorliefde heeft voor de witte velden.

Het is Sergey Tiviakov, die vooral zijn openingsrepertoire lijkt te hebben opgebouwd rondom de witveldige loper. Zo speelt hij na 1. e4 e5 2. Pf3 Pc6 3. Lc4 een systeem waarin hij zeer zorgvuldig is op bovengenoemde loper. De meest agressieve aanpak laat aan zich voorbij gaan. Nee, hij bergt die loper na 3… Lc5 4. c3 Pf6 5. d3 d6 met 6. Lb3 liefst zo snel mogelijk op.

In de hoop dat hij die witte velden later in de partij kan openbreken om de loper een hoofdrol te laten spelen. Stiekem is in dit type Italiaanse stellingen ook veld f5 (niet toevallig ook een wit veld!) een mooi streven om daar een paard te nestelen.

In een andere opening, de Caro Kann, heeft Tiviakov ook een systeempje in petto dat wel bij hem past. Zelf moest ik door schade en schande ondervinden hoe sterk die witveldige loper kan worden in de variant na 1. e4 c6 2. d4 d5 3. Pd2 dxe4 4. Pxe4 Lf5 5. Pg3 Lg6 6. Ph3 e6 7. Lc4. Een blik in de database levert op dat ik niet zijn enige slachtoffer ben geweest in deze variant. Niemand minder dan Jan Timman en Robin van Kampen gingen er tegen hem onderdoor. En niet geheel toevallig speelde ook die witte loper een hoofdrol.

Vandaar dat ik die loper na deze inleiding maar even een bijnaam zal geven: ‘Het witveldige Beest’.

Lees meer >

Gespot 58: Blunder of toch niet…?

Bij het grasduinen in schaakboeken, het doorbladeren van schaaktijdschriften, het surfen op het internet, het bekijken van schaakfilmpjes valt het oog wel eens op interessante stellingen, bijzondere voorvallen, geniale zetten en grappige blunders. In deze rubriek wil ik u die graag voorleggen.

Bent u ook iets tegengekomen? Laat het ons weten.


In de vorige rubriek heb ik de lezer uitgedaagd om iets in te sturen van iets bijzonders dat de moeite waard is om aan de vergetelheid ontrukt te worden. De heer Hans Reusink, toevallig uit mijn eigen woonplaats Eindhoven, stuurde me al een hele tijd geleden iets op dat inderdaad voor het nageslacht bewaard dient te blijven. Ik heb dit helaas iets te lang laten liggen, maar ik hoop met deze rubriek een en ander recht te kunnen zetten. Het gaat om de volgende partij die in de interne competitie bij de Eindhovense Schaakvereniging werd gespeeld. Ik laat de zwartspeler aan het woord:

Tolhuizen, Ludo – Reusink, Hans

1. d4 Pf6 2. Pf3 e6 3. c4 Lb4+ 4. Pc3 De tekstzet is goed na 4. Ld2

4…De7?!

Reusink: "Hier haal ik Bogo- en Nimzo-Indisch door elkaar. Nu pent wit gratis het paard op f6".

5. Lg5 h6 6. Lh4 d6??

Reusink: "Ja, toe maar!"

7. Da4+

Reusink: "Die zit! De loper op b4 hangt."

7…Pc6

Reusink: "De enige zet".

8. d5

Lees meer >

Gespot 57: Schaakblindheid

Bij het grasduinen in schaakboeken, het doorbladeren van schaaktijdschriften, het surfen op het internet, het bekijken van schaakfilmpjes valt het oog wel eens op interessante stellingen, bijzondere voorvallen, geniale zetten en grappige blunders. In deze rubriek wil ik u die graag voorleggen.

Bent u ook iets tegengekomen? Laat het ons weten.


Dezer dagen stroomt Schaaksite vol met verslagen van KNSB-wedstrijden. Het een nog leuker dan het ander. De zelfspot bij sommige auteurs is vaak heel komisch. Zeer vermakelijke verhalen komen vrijwel altijd uit de pen van Henk van Putten, ooit een van de vaste krachten van het Leidse LSG. Nu is hij (kennelijk) naar het Noorden van het land verhuisd, waar hij uitkomt voor de Spassky’s. Zijn laatste verslag mag er weer wezen. Ik heb vooral moeten lachen om de zinsnede ”Een mol met staar had op dat moment meer weerstand geboden”.

En dat riep meteen associaties op met de meest afschuwelijke blunders die ik zelf ooit begaan had. Eén daarvan wil ik bezoekers van Schaaksite niet onthouden, hoewel het volgende fragment nog steeds nachtmerries oproept.

Grooten, Herman – Moonen, René, interne competitie Eindhoven 1981.
Lees meer >

Gespot 56: Paard naar de hoek

Bij het grasduinen in schaakboeken, het doorbladeren van schaaktijdschriften, het surfen op het internet, het bekijken van schaakfilmpjes valt het oog wel eens op interessante stellingen, bijzondere voorvallen, geniale zetten en grappige blunders. In deze rubriek wil ik u die graag voorleggen.

Bent u ook iets tegengekomen? Laat het ons weten.


Dat ik als schaaktrainer een bijzondere voorliefde voor de schaakstrategie heb, is bij velen bekend. Vele jeugdspelers die ik in de trainingen heb gehad, heb ik geprobeerd niet alleen te interesseren voor dit moeilijke onderdeel van het spel, maar ook om hen wegwijs te maken in deze materie. En dat gaat met vallen en opstaan, zoals ook velen hebben gemerkt. Want hoe kun je een speler – die als het ware in een donker oerwoud loopt – helpen om hem hieruit te halen?

Van clubschakers hoor ik vaak dat ze volkomen in het duister tasten over waar het er in een stelling om draait. Vandaar dat ik in mijn trainingen voor deze mensen geprobeerd heb hen een soort baken aan te reiken, waardoor zij niet helemaal in het donker hoeven te blijven. Je ontkomt er dan niet aan om hen de nodige aanknopingspunten te bieden om zo het denkproces enigszins te structureren en in de goede richting te sturen. Het boek van de Nederlandse meester Willy Hendriks, Move First, think later gaat over de zin en de onzin van het aanreiken van dergelijke denkpatronen. Sterker nog: de titel van het boek geeft eigenlijk aan, dat grootmeesters meestal niet denken zoals veel auteurs van boeken doen geloven. En waarschijnlijk is dat ook zo, om de simpele reden dat veel processen bij grootmeesters ‘geautomatiseerd’ zijn. Ze ‘zien’ meestal binnen luttele seconden waar het er in een stelling om draait en spelen op basis daarvan ook in de meeste gevallen ook de juiste zet.

Ik heb hierover met Willy wel eens discussies gevoerd. Mijn ervaring is namelijk dat spelers, die een klein beetje houvast hebben, beter gaan schaken. Mijn doelgroep bestaat meestal niet uit mensen die – zeker op strategisch gebied – nog niet al te veel ‘geautomatiseerd’ hebben in hun denkproces. Als die zouden gaan spelen volgens de titel van Hendriks’ boek, zou er vermoedelijk weinig terecht van komen.

Lees meer >

Gespot 55: Botsing van stijlen

Bij het grasduinen in schaakboeken, het doorbladeren van schaaktijdschriften, het surfen op het internet, het bekijken van schaakfilmpjes valt het oog wel eens op interessante stellingen, bijzondere voorvallen, geniale zetten en grappige blunders. In deze rubriek wil ik u die graag voorleggen.

Bent u ook iets tegengekomen? Laat het ons weten.


Soms maak je iets mee waarvan je later denkt, dat had ik moeten opschrijven. Of nog beter: daar had ik een filmpje van moeten maken. Het speelde zich af bij de grootmeestervierkamp in Amsterdam in 1996. De officiële titel was de Euwe Memorial, maar de Verenigde Spaarbank Vierkamp lag ook op ieders lippen. In deze prestigieuze vierkamp werden zo mogelijk de sterkste spelers ter wereld uitgenodigd. Wereldkampioen Gary Kasparov en zijn voorganger Anatoly Karpov kruisten hier onder andere ook weer de degens.

Toen ik op een van de speeldagen het perscentrum binnenliep, zag ik dat een aantal sterke spelers zich richtte op de bijzonder interessante partij tussen Gary Kasparov en de Amerikaan Yasser Seirawan.

Gary Kasparov
Yasser Seirawan
Lees meer >

Gespot 54: De slechtste partij aller tijden

Bij het grasduinen in schaakboeken, het doorbladeren van schaaktijdschriften, het surfen op het internet, het bekijken van schaakfilmpjes valt het oog wel eens op interessante stellingen, bijzondere voorvallen, geniale zetten en grappige blunders. In deze rubriek wil ik u die graag voorleggen.

Bent u ook iets tegengekomen? Laat het ons weten.


Tegen de droge humor en zelfspot van de Britten kan bijna niemand tegenop.

Ooit verscheen er als reactie op het bondsblad ‘The British Chess Magazine’, een unieke uitgave van een rivaliserend blad genaamd King Pin.

In Nederland bestond er in de jaren ’60 en ’70 het beroemde blad Schaakbulletin dat tegenwicht moest bieden aan het wat droge bondsblad toen nog Schakend Nederland geheten. Veel kopstukken in het Nederlandse schaak, waaronder Jan Timman, Jan Hein Donner, Hans Ree, Gert Ligterink, Hans Böhm, Tim Krabbé, Max Pam om de meest prominente te noemen, schreven hierin hun prachtige eigenwijze stukken.

Lees meer >

Gespot 53: Het dubbeltorenoffer

Bij het grasduinen in schaakboeken, het doorbladeren van schaaktijdschriften, het surfen op het internet, het bekijken van schaakfilmpjes valt het oog wel eens op interessante stellingen, bijzondere voorvallen, geniale zetten en grappige blunders. In deze rubriek wil ik u die graag voorleggen.

Bent u ook iets tegengekomen? Laat het ons weten.


Nadat ik in mijn Gespot 51: Een aardige analogie een oproep had gedaan om ook partijen op te sturen waarin er sprake is van een analogie, kreeg ik een aardige reactie van Thomas Beuman. Hij liet weten dat hij in de partij F. Zeven – T. Beuman een toreneindspel met twee pionnen minder remise had weten te houden omdat hij op de hoogte was van een eindspelstudie van Kasparian. De analyse van dit eindspel is te vinden onder deze link,

Daarvoor had ook Richard Vedder een lezenswaardig artikeltje ( Gespot 51, vervolg) geschreven, waarin hij aanhaalt dat hij als jeugdspeler twee wensen koesterde. Namelijk om ooit een dame op een veld te zetten waar zij op meer manieren geslagen kon worden (zoals in de beroemde partij Lewitsky-Marshall). De tweede wens was om mat te kunnen geven “nadat hij twee torens op de onderste rij van het bord had laten meppen”, zoals dat in de partij Anderssen – Kieseritzky in Londen 1951 ooit gedaan was en die nog altijd als de ‘onsterfelijke partij’ de boeken is ingegaan. Hoewel vrijwel elke schaker deze partij zal kennen, geef ik hem hier nog eens. Het commentaar bij de eerste zetten zal ik u besparen.

Lees meer >

Gespot 52: De strijd van twee lopers tegen een paard

Bij het grasduinen in schaakboeken, het doorbladeren van schaaktijdschriften, het surfen op het internet, het bekijken van schaakfilmpjes valt het oog wel eens op interessante stellingen, bijzondere voorvallen, geniale zetten en grappige blunders. In deze rubriek wil ik u die graag voorleggen.

Bent u ook iets tegengekomen? Laat het ons weten.


Een van de bekendste schaakcommentatoren in ons land is Lex Jongsma. Ik heb hem voor het eerst gezien bij een van zijn fameuze commentaarsessies bij het Interpolisschaaktoernooi dat in de jaren ’80 en ’90 de wereldtop omarmde. Later heb ik Lex persoonlijk leren kennen als een bijzonder aimabele man die niet alleen goed gebekt was, maar ook een speciaal soort humor had. Met zijn ontelbare anekdotes zorgde hij voor de nodige hilariteit in de zaal. En hoewel sterke schakers wel eens hoofdschuddend wegliepen – omdat ze vonden dat Jongsma schaaktechnische steekjes liet vallen – kan niet ontkend worden dat de wijze waarop hij het publiek entertainment bood misschien wel ongeëvenaard is.

Sterke schakers vergeten wel eens dat het publiek waar ze mee te maken hebben, misschien een gemiddelde rating van 1500 heeft. Dan kun je wel aankomen met schaaktechnisch correcte varianten, maar als die iedereen boven de pet gaan, schiet dat zijn doel voorbij. Ik heb Lex op andere manieren van nabij mogen meemaken, waarbij ik zo vrij ben om twee anekdotes met u te delen.

(foto toernooiwebsite Hoogeveen)
Lees meer >

Gespot 51, vervolg

Ook een aardige analogie

Maar ik ben het vergelijkingsmateriaal kwijt

Toen ik Herman Grootens "Gespot" nummer 51 las moest ik denken aan twee wensen die ik als jonge schaker, we hebben het alweer over 30 jaar geleden, koesterde. Ik wilde ooit eens zo’n dreun uitdelen als Marshall tegen Lewitsky, die daverende Dg3 die op meerdere manieren geslagen kon worden. En ik wilde ooit eens mijn twee torens van de onderste rij laten meppen en dan mat geven, zoals Andersen deed tegen Kieseritsky en waarvan ik in mijn jonge jaren nog meer voorbeelden zag doordat Siep H. Postma er een artikel aan wijdde in het blad “Jeugdschaak”. Over meneer Bargehassus als ik het wel heb.

Lees meer >