De bezwaarprocedure
De bezwaarprocedure
Enkele aandachtspunten
Schaakrecht is ingewikkeld. Veel te ingewikkeld voor een amateur wedstrijdleider – een vrijwilliger – om snel te kunnen toepassen. Een wedstrijdleider kan daardoor een onjuiste beslissing nemen, of een vermeend onjuiste. Om te voorkomen dat een wedstrijdleider ter plekke voorwerp wordt van een eindeloos debat, staat tegen zijn beslissing bezwaar open. De aantekening ‘bezwaar’ op het uitslagenformulier beëindigt de discussie, waardoor iedereen op tijd kan terugkeren naar huis. In dit artikel zet ik een aantal aandachtspunten op een rijtje.
Overzicht van aantekeningen
- De fasen van bezwaar
- Pro forma is een vereiste
- Uitzondering op het pro forma vereiste
- De voorlichtende functie van de wedstrijdleider
- De drie werkdagen termijn
- De toelichting
- Het kenbaarheidsvereiste
- De feiten
- De waarheid geen geweld aandoen
- Nadere informatie opvragen
- Het bestuur
- De beslistermijn
1. De fasen van bezwaar
Schaakrecht is ingewikkeld. Veel te ingewikkeld voor een amateur wedstrijdleider – een vrijwilliger – om snel te kunnen toepassen. Een wedstrijdleider kan daardoor een onjuiste beslissing nemen, of een vermeend onjuiste.
De wedstrijdleider moet bij een geschil altijd een beslissing nemen. Als hij het niet weet wat te doen, hakt hij desnoods de knoop maar door. Als hij maar beslist. Dan weten alle spelers waar ze aan toe zijn. De wedstrijdleider moet een einde maken aan de discussie of aan het gekissebis. Iedereen moet namelijk op tijd terug naar huis. Zie voor een voorbeeld van hoe het niet moet.
Competitieleider KNSB
KNSB-competitie 2008-2009, Tweede klasse A
VAS 2 – Groningen 2
5 oktober 2008
‘De wedstrijdleider besluit de wedstrijd te staken, hij zet de klok stil en noteert twee streepjes op het uitslagenformulier. De speler tekent protest aan tegen de beslissing (voortzetten door het uitvoeren van de zet met de c-pion) van de wedstrijdleider.’
Tegen de beslissing van de wedstrijdleider kan bezwaar worden aangetekend bij de competitieleider. De aantekening ‘bezwaar’ op het uitslagenformulier beëindigt de discussie. De bezwaarprocedure is geregeld in artikel 21, derde lid, van het KNSB-competitiereglement, dat luidt:
‘Indien een teamleider het met de beslissing van de leider van de wedstrijd niet eens is, kan hij daartegen bezwaar maken bij de competitieleider, mits dit bezwaar uit het uitslagformulier blijkt en mits het bezwaar binnen drie werkdagen na de wedstrijd schriftelijk of per e-mail wordt toegelicht bij de competitieleider. De betreffende wedstrijdleider dient binnen een week over de genomen beslissing schriftelijk of per e-mail te rapporteren aan de
competitieleider. Desgewenst kan de teamleider van de tegenpartij ook binnen een week na de wedstrijd schriftelijk of per e-mail zijn visie op de gebeurtenissen geven.’
De bezwaarprocedure vindt plaats in twee stappen. De eerste stap is het pro forma aantekenen van bezwaar. De tweede stap is de eigenlijke bezwaarprocedure.
2. Pro forma is een vereiste
Uitsluitend de teamleider kan bezwaar aantekenen, niet de betrokken speler. De teamleider doet dat door op het uitslagenformulier bij de omstreden partij aan te tekenen: ‘bezwaar’. Of door op het formulier aan te tekenen ‘bezwaar tegen beslissing .. partij’. De vermelding hiervan betekent: ‘Dit is ‘een pro forma bezwaarschrift.’
De term in het KNSB-competitiereglement is ‘bezwaar’. Echter sommigen hanteren ten onrechte: protest. Het begrip bezwaar wordt gehanteerd in juridische, schriftelijke procedures. Protest lijkt mij meer een begrip van mondelinge aard. Denk aan het voetbal, waarbij de spelers op het veld protesteren tegen een beslissing van de scheidsrechter.
Indien de formule ‘bezwaar’ ontbreekt op het uitslagenformulier, is een nadien ingediend bezwaarschrift in het algemeen niet-ontvankelijk.
Voorbeeld
Commissie van beroep KNSB
KNSB-competitie 1993-1994, Eerste klasse A
Utrecht 2 – Caissa
15 maart 1994
9394-3
‘Het door Caissa ingestelde beroep richt zich tegen de beslissing van de competitieleider om op formele gronden het protest niet in behandeling te nemen. Daarbij voert Caissa uitvoerig aan, dat slechts omdat de teamleider niet op de hoogte was van het feit dat er aan het vierde bord verwikkelingen waren geweest (noch de wedstrijdleider noch de betrokken Caissa-speler hadden hem daarvan op de hoogte gebracht), geen protest op het wedstrijdformulier was aangekondigd dan wel vermeld.
Blijkens art. 21 van het Competitiereglement kan een teamleider bezwaar maken bij de competitieleider over een beslissing van de aangewezen wedstrijdleider, mits dat bezwaar uit het uitslagformulier blijkt. Aan deze laatste voorwaarde is niet voldaan, zodat reeds om die reden de thans aangevochten beslissing van de competitieleider juist is.’
N.b. merk op dat de commissie van beroep ten onrechte in de deze uitspraak de term ‘protest’ hanteert.
3. Uitzondering op het pro forma vereiste
Er kunnen omstandigheden zijn dat een bezwaarschrift toch wordt behandeld ook al is geen pro forma bezwaar aangetekend.
Commissie van beroep KNSB
Bekercompetitie 2008-2009
Messemaker 1847 – Bergen op Zoom
Zaaknummer 0809-2
6 januari 2009
‘De competitieleider heeft het bezwaar van Bergen op Zoom niet-ontvankelijk verklaard. De competitieleider heeft daarbij overwogen dat niet uit het uitslagformulier blijkt dat er bezwaar wordt gemaakt, wat volgens artikel 21.3 uit het Competitiereglement wel moet. Aangezien in het Bekerreglement dit niet expliciet is geregeld, heeft hij aansluiting gezocht bij het competitiereglement. Verder vindt hij niet genoeg dat het formulier door de teamleider van Bergen op Zoom niet is ondertekend.
De commissie van beroep is van oordeel dat de competitieleider het bezwaar van Bergen op Zoom wel degelijk in behandeling had behoren te nemen. Daarbij spelen de volgende overwegingen:
a. In het KNSB-Bekerreglement staat geen bepaling dat het bezwaar moet blijken uit het wedstrijdformulier en staat op dit punt geen verwijzing naar het KNSB-competitiereglement;
b. in de e-mail die de teamleider van Messemaker 1847, tevens wedstrijdleider in dezelfde nacht volgend op de wedstrijd aan het Bondsbureau heeft verzonden, staat, dat de speler van Messemaker 1847 het er niet mee eens was en de teamcaptain opdracht heeft gegeven protest bij de KNSB aan te tekenen en dat het formulier niet door hem is ondertekend. Dit betekent dat de competitieleider voordat het wedstrijdformulier bij het Bondsbureau binnen was, ervan op de hoogte is gesteld dat Bergen op Zoom bezwaar tegen de uitslag wilde aantekenen, en dat ook Messemaker 1847 hiervan op de hoogte was;
c. nu Bergen op Zoom het wedstrijdformulier niet heeft ondertekend, blijkt niet dat Bergen op Zoom akkoord was met de uitslag die op het wedstrijdformulier stond;
d. de schriftelijke toelichting op het bezwaar is tijdig op het Bondsbureau binnengekomen.
De competitieleider had het bezwaar van Bergen op Zoom moeten behandelen. De commissie van beroep zal de beslissing van de competitieleider waarbij Bergen op Zoom niet-ontvankelijk is verklaard in haar bezwaar, vernietigen.’
Ik ben het eens met deze beslissing. We moeten er nu eenmaal vanuit gaan dat niet alle teamleiders en wedstrijdleiders – die ook maar vrijwilligers zijn – precies weten wat de vereisten zijn voor het indienen van een bezwaarschrift. Zo perfect zit de schaakwereld niet in elkaar, dat we die eis met fataal gevolg mogen stellen. Vandaar dan ook dat als alle betrokkenen wisten dat het team zich niet kon verenigen met de beslissing van de wedstrijdleider, het team vervolgens snel actie heeft ondernomen, het geheel niet moet ontaarden in een formalistisch Mens-erger-je-niet-spel.
Zie ook:
Competitieleider KNSB, DD – Fischer Z, Competitie 2005-2006, Tweede klasse B, 4 februari 2006. De koolomonoxidevergiftiging-zaak. Hoewel ik meen dat de competitieleider deze ten onrechte ontvankelijk heeft verklaard, zie mijn commentaar daarop, vgl. schaaksite.nl/niet-verschijnen-aan-het-bord-6
4. De voorlichtende functie van de wedstrijdleider
Indien een bestuursorgaan een beslissing neemt, is het verplicht ook de rechtsmiddelenclausule te vermelden. Een voorbeeld:
‘Binnen zes weken na de dag van verzending van dit besluit kan een ieder wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, bezwaar maken. Het bezwaarschrift moet door de indiener zijn ondertekend en bevat ten minste zijn naam en adres, de dagtekening, een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht en de gronden waarop bezwaar rust. Dit bezwaarschrift moet worden gericht aan: naam bestuursorgaan + adres.’
Deze clausule is verplicht omdat de mensen nu eenmaal niet weten wat te moeten doen tegen een negatieve beschikking. We vinden in onze samenleving dat een burger daarover actief moet worden voorgelicht. Welnu, indien een wedstrijdleider beslist in een geschil, en vervolgens merkt dat zijn beslissing op bezwaar stuit, moet hij twee dingen doen. In de eerste plaats zijn beslissing nader toelichten, desnoods na afloop van de partij. In de tweede plaats de betrokkene wijzen op de mogelijkheid van het indienen van bezwaar bij de competitieleider. De wedstrijdleider heeft ook een voorlichtende functie bij een geschil.
Indien er een geschil is geweest, de betrokken wedstrijdleider de spelers niet heeft gewezen op de mogelijkheid bezwaar aan te tekenen, de teamleider vervolgens geen bezwaar heeft aangetekend op het uitslagenformulier zou een competitieleider in beginsel een bezwaarschrift dat binnen drie werkdagen wordt ontvangen, wel moeten behandelen. In die zin vind ik de volgende beslissing van de commissie van beroep te kort door de bocht. Een teamleider is geen deskundige op het terrein van de reglementen, terwijl een wedstrijdleider dat wel is. Ten onrechte wordt van een teamleider deskundigheid op het terrein van de reglementen toegerekend.
Commissie van beroep HSB
HSB-competitie 2002-2003, Vierde klasse
28 maart 2003
Zaaksnummer 02/03
‘Voor de inhoudelijke beoordeling is art. 27 lid 4 van het Competitiereglement van belang. Hierin staat aangegeven dat tegen een uitslag op een wedstrijdformulier slechts bezwaar kan worden ingediend, indien het wedstrijdformulier ‘onder bezwaar’ is ondertekend. Aangezien in het onderhavige geval van een dergelijke ondertekening geen sprake is, heeft de competitieleider terecht het bezwaar van SV Wassenaar/Bobby Fischer verworpen. Of een wedstrijdleider wel of niet voldoende neutraal is en of hij wel of niet heeft gewezen op de mogelijkheid om ‘onder bezwaar’ te tekenen, doet niets af aan de eigen verantwoordelijkheid van teamleiders om bij het ondertekenen van een wedstrijdformulier zijn bezwaar tegen de uitslag bekend te maken.’
De volgende uitspraak vind ik te streng, hoewel de competitieleider ten overvloede wel op de zaak ingaat. Dat wel, en dat is positief te noemen.
Competitieleider KNSB
KNSB-competitie 2007-2008, Derde klasse A
Haren – ENO
3 november 2007
‘Allereerst constateer ik dat niet uit het uitslagformulier blijkt dat er bezwaar wordt gemaakt, wat volgens artikel 21.2 wel moet. Alleen het formulier is niet ondertekend. Dat laatste vind ik niet genoeg. Derhalve verklaar ik het bezwaar niet ontvankelijk.Ik wil echter nog wel wat verder op het bezwaar in gaan. (…)’
En, wat vindt u van de volgende beslissing?
Commissie van beroep KNSB
KNSB-competitie 1995-1996, Derde klasse A
Unitas 2 – Emanuel Lasker
1 april 1996
9596-1
‘Uit het beroepschrift en de bijlagen daarbij blijkt dat in het onderhavige geval aan geen van beide vereisten is voldaan. De teamleider van Emanuel Lasker heeft het uitslagformulier zonder enig voorbehoud ondertekend en de schriftelijke toelichting op het bezwaar is pas zeven werkdagen na de wedstrijd aan de competitieleider gezonden. De commissie van beroep kan zich daarom geheel verenigen met de beslissing van de competitieleider om Emanuel Lasker niet-ontvankelijk te verklaren. De mededeling van de teamleider van Emanuel Lasker, dat hij door de wedstrijdleider misleid zou zijn, kan in dit verband geen rol spelen. Immers, artikel 21, derde lid, van het competitiereglement bepaalt nauwkeurig aan welke vereisten een bij de competitieleider ingediend bezwaar moet voldoen, wil het ontvankelijk zijn. De competitieleider is niet bevoegd daarvan af te wijken.’
5. De drie werkdagen termijn
Nadat op het uitslagenformulier pro forma bezwaar is aangetekend, moet de toelichting op het bezwaar vervolgens binnen drie werkdagen worden ingediend. Indien die termijn ongebruikt verstrijkt, is het bezwaar van tafel en is de beslissing van de wedstrijdleider van rechtswege definitief.
Het begrip werkdagen is m.i. verouderd. Bedoeld wordt natuurlijk dat de zaterdag en zondag niet meetellen. Maar, er zijn zoveel mensen die op die dagen werken. Denk ook aan de vele winkels die op zondagen in veel gemeenten open zijn, en de discussies in andere gemeenteraden voor nog meer opstelling van winkels op zondag. Nu KNSB-wedstrijden veelal op een zaterdag worden gehouden, zou het beter zijn het begrip ‘werkdag’ te vervangen door: dagen. En vervolgens ‘drie werkdagen’ wijzigen in: vijf dagen.
6. De toelichting
De toelichting op het bezwaar zijn in feite de bezwaargronden. Er worden geen kwaliteitseisen gesteld aan een bezwaarschrift. Het is dan ook niet erg indien een bezwaarschrift kromme redeneringen bevat, spel- of taalfouten of anderszins. Zie echter ook aantekening 11.
In de toelichting moeten de relevante feiten zo volledig mogelijk worden vermeld.
Het recht moet zijn loop hebben. Er zijn dus in wezen geen drempels voor het indienen van een bezwaarschrift. De competitieleider kent de regels en gaat zelf ambtshalve het juridisch kader invullen. Desnoods gaat hij actief op onderzoek uit, of stelt hij actief nadere onderzoeksvragen.
7. Het kenbaarheidsvereiste
Voor de bezwaarprocedure geldt het zgn. kenbaarheidsvereiste. Dat betekent dat de betrokkenen inclusief de wedstrijdleider wisten dat de teamleider het niet eens was met een concrete beslissing. Ze moeten ‘kennen’ wat het probleem of geschil was.
In het volgende geval stond op het uitslagenformulier ‘O.P.’, dat staat voor: onder protest. De tegenstander en de betrokken wedstrijdleider wisten waarom het team het niet eens was met de beslissing van de wedstrijdleider. Echter, uit de toelichting bleek dat er ook een bezwaar was over iets wat zij niet kenden. De vraag rijst dan ook, kunnen in een toelichting nieuwe bezwaren worden genoemd? Nee, dat kan niet. Zie de volgende uitspraak.
Commissie van beroep KNSB
KNSB-competitie 2011-2012, Derde klasse E
Sliedrecht – Promotie
Zaaknummer 111201
17 september 2011
‘Het tweede punt betreft de vraag of de vermelding ‘O.P.’ (onder protest, pdg) op het wedstrijdformulier, zonder aanduiding waarop het protest betrekking heeft, voldoende is.
Artikel 21.3 van het Competitiereglement bepaalt dat een teamleider slechts bezwaar kan maken tegen de (een) beslissing van de wedstrijdleider mits het bezwaar uit het uitslagformulier blijkt. Deze bepaling dient zo uitgelegd te worden dat moet blijken van een bezwaar tegen een of meer concrete beslissingen van de wedstrijdleider en niet slechts van een algemeen en ongericht bezwaar of protest.
De enkele vermelding ‘O.P.’ kan desondanks voldoende wanneer aan de betrokkenen – de teamleiders van beide verenigingen en de wedstrijdleider – , in voldoende mate duidelijk was of moet zijn geweest welke beslissing(en) van de wedstrijdleider de protesterende vereniging op het oog heeft. Voor wat betreft de gebeurtenissen voor, tijdens en na de tijdcontrole aan bord 4 is dat naar het oordeel van de commissie van beroep in voldoende mate het geval.
Promotie is derhalve ontvankelijk in haar protest tegen de eerste drie beslissingen van de wedstrijdleider, en in haar beroep voor zover de competitieleider omtrent die bezwaren heeft beslist.’
Voor wat betreft het bezwaar van Promotie tegen de wijziging van de opstelling is dat anders.
(…) Dit stilzwijgen tezamen met de enkele vermelding ‘O.P.’ op het uitslagformulier waarvan voor alle andere betrokkenen slechts duidelijk kon zijn dat het betrekking had op de kwestie aan bord 4 leidt tot de conclusie dat van het bezwaar van Promotie tegen de wijziging van de opstelling niet (in voldoende mate) uit het uitslagformulier blijkt.
Juist is overigens dat de competitieleider ook op dit bezwaar van Promotie had dienen te beslissen. Omdat de competitieleider dat niet gedaan zal de commissie van beroep de beslissing nemen die de competitieleider had behoren te nemen, nl. Promotie niet ontvankelijk verklaren in het bezwaar tegen deze beslissing van de wedstrijdleider en het beroep van Promotie op dit punt afwijzen.
8. De feiten
Ronald Reagan vindt feiten maar niks: ‘Facts Are Stupid Things’. Maar, zonder feiten is het altijd lastig in de wereld. Bij een geschil draait het altijd om de feiten. Ze zijn te vergelijken met een stelling op het bord. In de volgende stelling is van belang te weten wie aan zet is. Als wit aan zet is wint hij spoedig, maar als zwart aan zet is wint zwart. De tegenstander – of dat nou wit is of zwart – komt net één zet te kort…
Voorts, als één belangrijke wijziging wordt aangebracht, bijvoorbeeld pion op g2 of pion op e5, is de voortzetting anders. De precieze stelling is dus belangrijk. Zo gaat het ook met een geschil. Vergelijk de volgende gevallen.
Commissie van beroep KNSB
Bekerwedstrijd 2010-2011
Xidata Hardenberg – Dr. Max Euwe
Zaaknummer 1011-01
23 maart 2011
‘Met de competitieleider is de commissie van mening dat er in deze zaak niet veel meer duidelijkheid over de feiten te krijgen is en de lezingen tegenstrijdig zullen blijven. Verder is de commissie eveneens van mening dat bij tegenstrijdige lezingen in beginsel uitgegaan moet worden van het verslag van de wedstrijdleider, tenzij er gegronde reden is hieraan te twijfelen. In dit geval heeft de commissie geen reden voor zulke twijfel.’
Competitieleider KNSB
KNSB-competitie 2007-2008, Derde klasse A
Haren – ENO
‘Over het verloop van de gebeurtenissen zijn aardig wat meningsverschillen. ENO zegt dat de speelomstandigheden verre van optimaal waren. Het was koud en er was regelmatig rumoer in de speelzaal. De teamleidster van ENO heeft geprobeerd het rustiger te krijgen, maar werd belachelijk gemaakt.
De wedstrijdleider zegt dat er in het laatste kwartier van de speeltijd tweemaal enige geluidsoverlast was. Beide keren werd er tot stilte gemaand door de teamleider van Haren en beide keren was het snel weer rustig. De wedstrijdleider stond bij een partij mee te noteren, maar zag dat er goed ingegrepen
werd en bleef bij de partij. In beide gevallen werd hem ook niet verzocht om de stilte te handhaven.
Aangezien dit twee nogal tegenstrijdige verklaringen zijn, ga ik uit van de verklaring van de wedstrijdleider. Als het bezwaar ontvankelijk was geweest, had ik het derhalve afgewezen.
Wel laat ik de mogelijkheid open om, als er zich vaker van dit soort mogelijke incidenten voordoen, dit mee te wegen bij eventuele volgende bezwaren,’ aldus de competitieleider.
De competitieleider en de commissie van beroep zijn niet Onze Lieve Heer die weet wat er is gebeurd. Zij zijn mensen zoals u en ik. Zij moeten het hebben van de verklaringen van de partijen en de wedstrijdleider. Daarbij speelt altijd de menselijke factor een rol, namelijk dat de ene verklaring overtuigender of aannemelijker wordt gevonden dan de andere. De competitieleider en de commissie van beroep moeten wel motiveren waarom zij een bepaalde verklaring overnemen.
In de toelichting moet men dan ook de feiten zo goed en volledig mogelijk opschrijven.
9. De waarheid geen geweld aandoen
Onder geen enkel beding mogen onjuiste feiten worden opgeschreven. Dat is te vergelijken met het stiekem verplaatsen van een stuk op een bord. Indien wordt vastgesteld dat iemand in een procedure niet de waarheid spreekt, wordt daartegen hard opgetreden. Het is een beetje te vergelijken met ‘meineed’, hoewel iemand geen eed heeft afgelegd.
Commissie van beroep KNSB
KNSB-competitie 2007-2008, Derde klasse H
PION Groesbeek – Veenendaal
Zaaknummer 0708-3
31 januari 2008
‘Het vervolgens in een schriftelijk ondertekende verklaring (d.d. 5 november 2007) geheel ontkennen van het betreffende voorval is volgens de commissie van beroep overigens bepaald niet in overeenstemming met een voor een speler passend gedrag en al evenmin met de voorbeeldfunctie die een teamleider tot op zekere hoogte heeft. Nu de commissie van beroep heeft vastgesteld dat dit feit in het onderhavige geval daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, geeft de commissie van beroep de competitieleider in overweging te bezien of hij met gebruikmaking van art. 20 lid 3 van het Competitiereglement de speler voor een bepaalde periode uitsluit van betrokkenheid hetzij als speler, hetzij als teamleider bij KNSB-competitiewedstrijden.’
Commissie van beroep KNSB
KNSB-competitie 2011-2012, Derde klasse E
Sliedrecht – Promotie
Zaaknummer 111201
17 september 2011
‘Deze verklaringen kunnen niet alle waar zijn. Iemand spreekt hier onwaarheid; wie dat is/zijn laat de commissie van beroep uitdrukkelijk in het midden. De commissie van beroep is daardoor geschokt.’
10. Nadere informatie opvragen
Indien voor de competitieleider de feiten onvoldoende duidelijk zijn moet hij zo mogelijk actief op onderzoek uit gaan.
Tot mijn verbazing verloopt de correspondentie via een medewerker van het Bondsbureau van de KNSB. Dat is een voorbeeld van een nodeloze bureaucratie. Zo’n correspondentie levert natuurlijk een vertraging op, want als de betrokken medewerker een of meer dagen afwezig is, ligt het verzoek daar maar wat te liggen. Daarbij komt dat de competitieleider zelf ook wel een e-mail kan opstellen en versturen naar de betrokkene(n) om een aanvullende toelichting, desnoods cc Bondsbureau voor het archief. Er zijn niet zoveel bezwaarschriften dat de competitieleider een hulpje nodig heeft die voor hem de correspondentie moet verrichten.
11. Het bestuur
Door de ruime bevoegdheid van indienen bezwaar moet worden voorkomen dat zinloze of domme bezwaarschriften worden ingediend, of bezwaarschriften met kromme redeneringen, spel- en taalfouten.
Het moet voor schakers geen automatisme zijn om bezwaar aan te tekenen. Zo’n procedure is voor schakers vaak een frustrerend proces en niet altijd de juiste oplossing voor een probleem. Voor een competitieleider kost dit tijd, vooral als hij geen ervaring heeft in het opstellen van schriftelijke beslissingen op bezwaar (is geen verwijt, maar een constatering). Veel bezwaarprocedures zijn ongezond in de schaakwereld.
Als een slecht bezwaarschrift wordt ingediend, kijkt de buitenwereld de schaakvereniging daarop aan. Een bezwaarprocedure is toch ook een klein beetje een visitekaartje van een vereniging. Als een bezwaarschrift de eigen vereniging in een verkeerd daglicht stelt, is dat reputatieschade.
Een team kan niet objectief naar het geval kijken. Dat zei David Hume (1711-1776) al: ‘De waarheid is het resultaat van een gedachtewisseling binnen een team’. Vandaar dan ook dat iemand anders kritisch naar het resultaat van het team moet kijken. Het team moet binnen de vereniging om een second opinion vragen. Die rol nu vervult het bestuur van een vereniging. Daarom moet niet de teamleider de toelichting indienen/ondertekenen, maar het bestuur van de schaakvereniging.
Het bestuur kan het geschil op een afstand, en dus zakelijker beoordelen. Het heeft geen last van de emoties die in het team heersen over het geval. Het spreekt voor zich dat het bestuur daarbij het advies kan vragen van de deskundige wedstrijdleiders van zijn vereniging, of desnoods van mensen buiten de vereniging.
Vervolgens geeft de voorzitter, de secretaris of eventueel de externe competitieleider van het bestuur namens het bestuur de competitieleider de gevraagde toelichting op het bezwaar. Dit is ook geregeld in de meeste statuten van schaakvereniging. Als het gaat om een kansloos bezwaar kan het bestuur de termijn voor het bezwaar ongebruikt laten verstrijken. Waarbij het overigens wel zo netjes is dit de competitieleider te laten weten. Daar gaat het om: kwaliteitsverbetering.
Zo gebeurt het ook in het dagelijkse leven. Zij het dat de overheid de mandaatconstructie kent, en het bedrijfsleven de figuur van de volmacht.
In de statuten van sommige – wellicht de meeste of alle – schaakverenigingen staat bijvoorbeeld het volgende:
‘De vereniging wordt door de voorzitter zowel in als buiten rechte vertegenwoordigd. Bij ontstentenis van de voorzitter wordt de vereniging zowel in als buiten rechte vertegenwoordigd door de secretaris en de penningmeester tezamen.’
Wat gaat nu voor? Het KNSB-competitiereglement waarin staat dat de teamleider de toelichting verstuurt naar de competitieleider, of de statuten van een vereniging waarin staat dat de voorzitter dat moet doen?
De KNSB kan niet ingrijpen in de interne gang van zaken over bevoegdheidskwesties van een vereniging, als een vereniging hogere eisen stelt dan de KNSB. Als een vereniging (de ledenvergadering heeft dit vastgelegd in haar statuten) het ongewenst vindt dat teamleiders een vereniging vertegenwoordigen naar buiten, is dat haar goed recht. Het bestuur van de vereniging moet verantwoording afleggen in de jaarlijkse ledenvergadering, niet de teamleider, niet de KNSB. Het bestuur wordt dan ook aangekeken op een slecht ingediend bezwaarschrift.
Het bestuur heeft twee taken.
– De eerste taak is de juridische toets. Het gaat om de vraag: maakt een bezwaarschrift kans van slagen? Dan gaat het ook om doorvragen: kloppen de feiten wel zoals het team stelt dat deze zijn? Desnoods raadpleegt het bestuur een of meer arbiters van buiten de vereniging. Daar is niets op tegen. Het gaat om de zorgvuldigheid, om de argumenten, om het verhaal dat openbaar wordt gemaakt. Zonder kromme redeneringen, zonder spel- en taalfouten.
– De tweede taak is een bestuurlijke toets. Ook al maakt een bezwaarschrift zeer grote kans van slagen, blijft toch de vraag rijzen hoe de buitenwereld dan naar de vereniging kijkt. Stel, dat een team de wedstrijd heeft gewonnen, maar dat er een bepaalde ongeregeldheid zich heeft voorgedaan. Dan volgt de politieke toets: wil de vereniging dit zo hoog opspelen, gegeven het feit dat het gaat om gedragingen van vrijwilligers? Ook al is het team terecht verontwaardigd, het bestuur kan overwegen het niet zo ver te laten komen dat er een geschil van wordt gemaakt. Er staat immers niets op het spel: de punten zijn toch al binnen. Tenzij er iets bijzonders aan de hand is.
Artikel 33 van het HSB-competitiereglement laat het verschil duidelijk zien:
1. Indien een teamleider zich niet kan verenigen met een beslissing van de wedstrijdleider, kan hij daartegen bezwaar aantekenen bij de competitieleider.
2. Indien bezwaar wordt aangetekend moet de teamleider op het wedstrijdformulier vermelden: onder bezwaar. Daarna geeft de betrokken vereniging binnen zeven dagen na de wedstrijd een schriftelijke toelichting aan de competitieleider. Een kopie daarvan zendt zij tegelijkertijd aan de tegenpartij.
In de tweede volzin van het tweede lid staat vermeld dat de betrokken vereniging de schriftelijke toelichting geeft. De volzin sluit daarbij aan bij de regels die de vereniging in de statuten heeft opgesteld bij vertegenwoordiging van de vereniging. Precies zoals het hoort. Verder is de termijn gesteld op zeven dagen na de wedstrijd. Dit is gedaan om zo het bestuur in staat te stellen bijeen te komen om het conceptbezwaarschrift te bespreken.
Zie voor een voorbeeld waarbij niet het bestuur, en ook niet de teamleider, maar de betrokken speler de toelichting indient: Competitieleider KNSB, Paul Keres – HMC Calder 2, 12 april 2012.
12. De beslistermijn
Voor een goed verloop van de competitie moeten de uitslagen zo spoedig mogelijk vast staan.
Van een wedstrijdleider wordt verwacht dat hij binnen enkele minuten moet beslissen. Een teamleider moet vóór het inleveren van het ondertekende uitslagenformulier pro forma ‘bezwaar’ hebben aangetekend op het notatieformulier. Het bestuur, de vereniging, (of de teamleider) moet binnen drie werkdagen de aanvullende toelichting indienen.
Bovendien eist de KNSB van beginnende scheidsrechters dat zij op examens binnen anderhalf uur een aantal opgaven kunnen maken. Hetzelfde geldt voor deelnemers aan het examen nationaal arbiter.
Welnu, van een competitieleider mag worden verwacht dat hij op één avond een beschikking op het bezwaarschrift kan maken, desnoods doet hij er twee of drie avonden over. Als hij dat niet kan, zijn de regels kennelijk (voor hem) te moeilijk. Dan moet hij – als lid van de arbiterscommissie – alles in het werk stellen het KNSB-competitiereglement te vereenvoudigen.
In mijn artikel ‘De Bossche promotiezet’ gaf ik het voorbeeld van de indiening van het bezwaarschrift op 11 februari 2012 waarop de competitieleider besliste op 12 april 2012. Twee maanden studeren op dat bezwaarschrift is veel te lang.
Zie voor een voorbeeld hoe het wel moet: wedstrijd 27 september 2008, beslissing competitieleider 5 oktober 2008 inzake VAS 2 – Groningen 2.
Ter illustratie
Commissie van beroep KNSB
Groningen 4 – SISSA 2
Kenmerk: 9293-2
11 maart 1993
De zaak ging onder meer om het volgende. Bij de aanvang van de vijfde ronde had de competitieleider nog geen beslissing genomen over het meespelen van een speler in de wedstrijd van Groningen 2 tegen SISSA in de derde ronde.
De commissie:
‘Het Competitiereglement kent geen bepaling omtrent de termijn waarbinnen de competitieleider ambtshalve beslissingen ingevolge de artikelen 12 (5) en 13 van het Competitiereglement behoort te nemen. Onaannemelijk is evenwel dat de competitieleider te dien aanzien aan geen enkele termijn gebonden zou zijn. Een goede leiding van de competitie brengt met zich mede dat de competitieleider in daarvoor aanmerking komende gevallen zo snel mogelijk duidelijkheid verschaft. Deelnemende verenigingen mogen er in beginsel (behoudens uitzonderlijke gevallen) van uitgaan dat de competitieleider beslissingen ingevolge de artikelen 12 (5) en 13 zo snel mogelijk voorbereidt en neemt. Onder omstandigheden mogen zij op het ontbreken van dergelijke beslissingen afgaan.
Een ideale leiding van de competitie zou met zich medebrengen dat beslissingen omtrent de toepassing van artikel 12 (5) en 13 betreffende de in een ronde gespeelde wedstrijden voor de aanvang van de volgende ronde zijn genomen. De commissie is echter van oordeel dat dat een te strenge regel zou zijn. Wel is de commissie van oordeel dat, behoudens zeer uitzonderlijke omstandigheden, de deelnemende verenigingen ervan uit mogen gaan dat de competitieleider deze beslissingen uiterlijk neemt voor de aanvang van de tweede ronde na de ronde, waarin het voorval, dat aanleiding tot de beslissing zou kunnen geven, zich heeft voorgedaan. Is een beslissing dan niet genomen, dan mogen de verenigingen er (alweer: behoudens zeer uitzonderlijke omstandigheden) van uitgaan dat de uitslagen van de desbetreffende wedstrijden definitief zijn. Dit belang gaat alsdan boven het belang dat alle gelijke of vergelijkbare gevallen gelijk worden behandeld.’
Een heel enkele keer leggen twee spelers tegengestelde verklaringen af waarbij beide spelers te goeder trouw zijn, ze denken allebei de feiten juist te hebben weergegeven. Er was een keer een geval dat een toren bij de zwarte torenzet Tg1 bij het loslaten iets te ver doorschoot, waarbij de toren in eerste instantie meer boven h1 dan boven g1 hing en vervolgens terugwiebelde naar g1. De witspeler en de noterende arbiter(!) namen Th1 waar. Zowel de witspeler als de arbiter letten niet op het terugwiebelen omdat hun blik zich richtten op de eigen zet resp. de notatie.
De volgende zet speelde zwart Txg3, waarna de witspeler claimde dat dat een onreglementaire zet was.
Beide spelers hadden nu kunnen denken dat de tegenstander een valsspelende leugenaar is. Toevallig was alles gefilmd, daar kwam dus uit dat er een wiebelende toren in het spel was en dat het met het liegen door de tegenstander wel mee viel.
De beslissing uiteindelijk was dat zwart Txg3 mocht doen.
Ik had anders beslist. Ik had beslist dat de zet Tg1 op een misleidende manier was uitgevoerd en daarmee ontoelaatbaar hinderen van de tegenstander. Onbedoeld misleid, maar toch ontoelaatbaar.
Ik had de partij voort laten zetten na Tg1 met wit aan zet.
Bij verklaringen gaat het om de menselijke waarneming. Mensen kunnen nu eenmaal iets verschillends zien in hetzelfde feit. Denk maar aan de bekende tekening waarbij de ene een oude vrouw ziet en een andere een jonge vrouw. Het is maar hoe je kijkt, en voor hoe lang. Onze waarneming is niet feilloos. Denk ook aan het Mikado-effect; een bekend fenomeen. Zie:
pijpersh.home.xs4all.nl/index.html?page=http://pijpersh.home.xs4all.nl/nl/schaakrecht/pdg/schaakrecht_pieter_59.html
Het feit dat een medespeler zegt dat een stokje heeft bewogen, terwijl de Mikado-speler dit ontkent, wil niet zeggen dat een van de twee spelers liegt.
‘De vlag is gevallen als een speler het waarneemt, of als de scheidsrechter het waarneemt’. Dat is het moment waarop de tegenstander meldt dat de vlag is gevallen. Het is de race tussen ‘de matzet’ en: het roepen ‘vlag’. Wie het eerst komt, heeft gewonnen.
Als de scheidsrechter de matzet in de gaten houdt kan hij het probleem op-
lossen. Echter, het gaat mis als de scheidsrechter op de vlag let. Dan kun-
nen de tegenstander en de scheidsrechter vertellen dat de vlag is gevallen, maar weten zij niet of voordien de matzet is gedaan. Het is hun woord tegen de speler die zegt dat hij op tijd mat heeft gezet. In zo’n geval zit de scheidsrechter klem in zijn mogelijkheden.
Ik heb een iets andere visie. Als een scheidsrechter op de zetten op het bord focust, dan heeft hij geen rustpunt. Elke zet verandert zijn focus en de film in zijn hoofd wordt onrustig.
Als hij zijn blik focust op de klok weet hij wanneer er 0.00 verschijnt. Perifeer houdt hij in de gaten wat er op het bord gebeurt na de 0.00
Ziet hij dan dat de matzet iets later is uitgevoerd dan telt de vlag.
Is het verschil tussen mat en vlag minder dan 1 tiende seconde, dan is het nauwelijks meer waarneembaar, en gaat het mat voor. Zo hoort het ook dan, de scheidsrechter heeft geen vlag voor mat kunnen waarnemen.
Voorwaar een prachtig document waar ik (Ab Scheel) en vele wedstrijdleiders wat aan hebben. Ik heb het met grote interesse gelezen, ik was degene die het filmpje maakte van de wiebelende toren.