De D is van Donner

Het Schaakalfabet is een serie, geschreven door de ons helaas vroeg ontvallen Huub van Dongen, in oorsprong geschreven voor het Brabantse jeugdblad Minorpromotie, waarin alle letters van het Alfabet aan beroemde schakers, schaaktermen of andere schaakcuriositeiten worden gekoppeld.

Donner (Foto bron onbekend)

Hein Donner was een opschepper, een betweter, een pestkop, een verschrikkelijke ruziemaker en een enorme knoeier. Maar hij was ook één van de sterkste en vooral verreweg de leukste schaakgrootmeester die Nederland ooit heeft gehad. Hij wist voor zijn collega-schakers de meest verschrikkelijke beledigingen te bedenken. Die schreef hij op in krantenartikelen en schaakrubrieken. Wanneer hij zelf slecht gespeeld had, schold hij ook zichzelf verrot. Als hij won doordat zijn tegenstander blunderde, schreef hij dat schaken een geluksspelletje is, of dat de genade Gods hem deelachtig was geworden. Schakers van mijn generatie, die het allemaal mee moesten maken, renden ’s morgens vroeg naar de brievenbus om de krant te pakken wanneer Donner weer verslag deed van een toernooi. Het was altijd lachen, gieren, brullen.

Donner (Foto bron onbekend)

Donner werd in 1927 geboren als vijfde kind in het gezin van de toenmalige Minister van Justitie Jan Donner. Ministers waren in die tijd nog bijna sprookjesachtig plechtstatig. Ze werden door iedereen, zelfs door journalisten, met ‘excellentie’ aangesproken. En eigenlijk moest je zelfs een buiging maken als je zo iemand tegenkwam. Maar Heins vader hield daar niet van. Hij ging net zo gewoon met de melkboer om als met de koningin. Net als hun vader waren Heins broers en zusters vooral heel deugdzaam, een beetje deftig en zoals het hoort bescheiden. Ze werden zelf ook iets hoogs. Maar met Hein zou het anders lopen.

Hein deed precies zoals het hoort zes jaar over het gymnasium: hij bleef twee keer zitten en hij sloeg twee keer een klas over. Toen Hein Donner in 1945 in Amsterdam op kamers ging om te studeren, bleek al gauw dat hij niet voor studiebol in de wieg gelegd was. Hij hield vooral van discussiëren en drinken. Hij werd een echte kroegtijger. Bijna onverslaanbaar bij bamzaaien en bridge. Maar vooral bij het schaken stak hij met kop en schouders boven de andere studenten uit.

Afgestudeerd is Donner nooit. In de jaren vijftig werd hij drie keer kampioen van Nederland. Hij won bij zijn debuut onverwacht het Hoogovenschaaktoernooi (de voorganger van het Corus-toernooi). (lees Tata-steel OdH) Daarna werd hij Nederlands eerste schaakprofessional. En toen de voormalig wereldkampioen Professor Max Euwe zich meer uit de actieve schaaksport terugtrok, werd Donner ook verreweg de sterkste Nederlandse schaker. Pas in de jaren zeventig werd hij overvleugeld door Jan Timman.

Donner had een enorm talent voor het schaakspel. Maar hij had geen greintje zelfdiscipline. Hij verloor regelmatig binnen de kortste keren van grote knoeiers, gewoon omdat hij niet oplette. Maar hij kon ook fantastische partijen spelen. Hij heeft een paar verschrikkelijk sterke toernooien gewonnen, zoals het toernooi van Venetië in 1967. Maar dan kon het best gebeuren dat hij in het volgende toernooi troosteloos onderaan eindigde.

De grootste successen boekte Donner echter op het vlak van de beledigingen en de pesterijen.

Tegen Professor Jaap van den Herik, die in een analyse voorstelde de dame in de hoek te zetten: “Maar meneer Van den Herik. Dat hoort niet. Daar staat de dame in het urinoir.”

Over collega schaakgrootmeester Lodewijk Prins: “Die kan geen loper van een paard onderscheiden.” “Hij speelt een afgrijselijk krom soort schaak.” “Als het in het schaakspel op correct spel en een juist oordeel aan zou komen, zou hij nooit een partij winnen.” “Hij kan er niets van. Hij is de zwakste speler van de hele wereld.” Er ontstond een levenslange vete tussen beide schakers. Toen in 1987 supermarktmagnaat Gerrit Jan Heijn werd ontvoerd en vermoord, liet de politie in Opsporing Verzocht een bandje horen met de stem van de ontvoerder. Donner schreef de volgende dag in de krant dat hij de stem van Lodewijk Prins had herkend. En hij viel uit zijn bed van het lachen, toen hij hoorde dat de politie daar serieus op in was gegaan!

Over grootmeester Hans Ree, die in 1967 met Donner gedeeld eerste werd in het Nederlands kampioenschap: “In onze onderlinge partij speelde ik hem direct na de opening een gewonnen positie toe, maar hij aanvaardde de remise met een berustend “ik zie het niet”. Geduldig heb ik daarop enige winstwegen getoond. (…) Ree luisterde heel aandachtig, maar of hij het begrepen heeft…?”

Over de andere Nederlandse schakers:”Het puikje van de vaderlandse schaakelite vormde een weinig verkwikkend schouwspel. Bangigheid, onkunde en benepenheid.” “Asociale gierlappen.”

Altijd trapten de lezers er weer in. Honderden ingezonden brieven werden naar de kranten gestuurd. Toen Donner in een radioprogramma weer eens beweerde dat vrouwen niet kunnen schaken (dat was zijn grootste succesnummer en waarschijnlijk meende hij het nog ook), kwam er een boos telefoontje van een luisteraar. De vrouw verweet Donner dat hij erg discriminerend bezig was en net zo goed zou kunnen beweren dat joden of negers niet kunnen schaken. Donner antwoordde heel kalm: ”Mevrouw, u heeft het verkeerd begrepen. Ik beweer juist dat jodinnen en negerinnen niet kunnen schaken.”

Dat Donner niet veel vrienden had, snap je nu wel. Maar één grote vriend had hij wel: de beroemde schrijver Harry Mulisch. Donner en Mulisch noemden zichzelf een twee-eiige eenling. Donner schreef commentaren op het werk van Mulisch. En Mulisch vereeuwigde Donner in zijn meesterwerk De Ontdekking van de Hemel, dat onlangs is verfilmd. Donner heeft model gestaan voor de romanfiguur Onno Quist, in de film gespeeld door Stephen Fry, die sprekend op Donner lijkt. Een fantastisch eerbetoon aan een onvergetelijke schaker!

Hein Donner – Dückstein, Wageningen, 1957.

Donner speelde hier een prachtige zet. Hij offert zijn toren (5 punten) voor de zwarte loper (3 punten), maar hij heeft goed gezien dat dat heel gunstig voor hem is.

1. Td1xd4

We zullen eens kijken wat zwart kan doen.

Opgave 1: Wat speelt wit na 1…Td7xd4?
Opgave 2: Wat speelt wit na 1… c5xd4?

De partij ging verder met: 1…Td7xc7 Na 2.bxc7 cxd4 3.Tc1 Kf8 is er niet veel aan de hand. Donner zorgt echter voor een daverende verrassing.

Opgave 3: Hoe wint wit supersnel?

Oplossingen

Opgave 1: 1…Txd4, dan speelt wit de pion vooruit 2.b7 en valt de toren op c8 aan. Dit kost zwart minstens een toren tegen de pion. Kijk maar: zwart speelt bij voorbeeld 2…Te8 3.b8D Txb8 4.Lxc8

Opgave 2: 1…cxd4, opnieuw wil wit de vrijpion laten lopen. Dat kan niet meteen omdat na 2.b7 Tdxc7 3.bxc8D+ Txc8 wit de pion en de loper kwijt is tegen de toren; dus speelt wit eerst 2.Tc1. Nu gaat de b-pion weer lopen bij voorbeeld: 2.Tc1 Te8 3.b7 en de pion promoveert.

Opgave 3: 2.Td8+!! En zwart moet slaan: 2… Txd8. Wit speelt nu 3.bxc7. Zwart moet met de toren opzij bijvoorbeeld 3… Tc8. En nu komt het: wit speelt 4. Td1. Zwart mag de pion niet nemen vanwege mat in het gangske of achter de paaltjes. Op de volgende zet speelt wit de toren naar d8 en gaat winnen.

Het fragment via de viewer:

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Voor het overzicht van het Schaakalfabet klikt u hier.

Over Herman Grooten

Herman is ruim 40 jaar schaaktrainer. Hij verzorgde lange tijd de schaakrubrieken in Trouw en het ED. Daarnaast was hij Topsportcoördinator bij de KNSB en is hij auteur van diverse schaakboeken en werkt hij voor Schaaksite. Klik hier voor series die hij op Schaaksite heeft gezet.

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.