Gespot 25: Opmerkelijke analogie
Bij het grasduinen in schaakboeken, het doorbladeren van schaaktijdschriften, het surfen op het internet, het bekijken van schaakfilmpjes valt het oog wel eens op interessante stellingen, bijzondere voorvallen, geniale zetten en grappige blunders. In deze rubriek wil ik u die graag voorleggen.
Bent u ook iets tegengekomen? Laat het ons weten.
Het schaakspel staat bol van de analogieën. In een eerder artikel in deze reeks, getiteld Rondom Ta8! liet ik u een opmerkelijke overeenkomst zien tussen twee partijen van ex-wereldkampioen Tal, waarin het wonderbaarlijke torenoffer Ta8! een rol speelde. Goede schakers kunnen uitstekend associëren is dus kennelijk de boodschap. En dat bleek deze week ook weer eens. Laat ik u maar eens een kleine strategische test voorleggen. Wat hebben de volgende twee diagrammen met elkaar gemeen?
De opgave luidt in beide gevallen: zwart aan zet speelt een sterke zet waarin een briljant concept aan ten grondslag ligt.
Als u antwoord wilt weten, klikt u hieronder.
Als u het antwoord echter niet hebt opgevraagd, kunt u onderstaande analyses bekijken om erachter te komen of uw bedenksels enig hout snijden.
Zwart overweegt in deze stelling de zet 12. … Lg4 met als consequentie om na 13. h3 Lxf3 14. Dxf3 Dxf3 15. gxf3 te spelen. Is hij hiermee gebaat en zo ja, waarom?
12… Lg4! 13. h3 Lxf3 14. Dxf3 Dxf3 15. gxf3
15… f6!!
Een uitroepteken voor de kwaliteit van de zet, het andere voor het idee dat erachter zit. De bedoeling is om wits loper voor eeuwig in een ‘hok’ op te sluiten. Daarom moet de pion op g5 hoe dan ook gehandhaafd worden. Op het eerste gezicht doet de laatste pionzet vreemd aan daar zwart een nieuwe pion op de verkeerde kleur zet, waardoor zijn eigen loper er niet beter van lijkt te worden. Capablanca heeft echter goed ingeschat dat zijn spel op de damevleugel ligt en dat de loper op den duur daar een rol van betekenis zal gaan spelen. Zwarts bedoeling is om op die vleugel zijn pionnen naar voren te gooien. Hij hoopt in een later stadium zijn ‘extra’ stuk te kunnen benutten. De koningsvleugel is voor goed afgegrendeld dus op die kant van het bord kan wit niet noemenswaardig actief worden.
16. Kg2 a5 17. a4
Een idee is ook 17. c3 om met d3-d4 te proberen de loper te bevrijden. Maar bij adequaat spel van zwart komt het daar niet van. 17… Tfd8
17… Kf7 18. Th1 Ke6 19. h4
Dit is het enige dat wit kan doen, maar zwart laat zich niet afleiden door deze schijnvertoning.
19… Tfb8!
Zeer doelgericht gaat zwart verder. Zwart bereidt de opmars van de b-pion voor, waarna er lijnen geopend worden op de vleugel waar hij sterk is.
20. hxg5 hxg5 21. b3 c6 22. Ta2 b5 23. Tha1
23… c4!
Capablanca aarzelt niet meer en breekt nu de damevleugel open.
24. axb5
Ook 24. bxc4 bxc4 valt eveneens in zwarts voordeel uit.
24… cxb3
Een belangrijke tussenzet.
25. cxb3 Txb5 26. Ta4 Txb3 27. d4 Tb5 28. Tc4 Tb4 29. Txc6 Txd4
En wit hield het voor gezien. Merk op hoe miserabel de positie van de witte loper is in de slotstelling. Zwarts tegenhanger op d6 beslist de strijd in zijn voordeel.
0-1
Dimitri Reinderman schreef hier in zijn analyse: "Wit heeft twee dubbelpionnen, maar dat is niet het grootste probleem van zijn stelling. Wat dan wel?"
19… d5!!
Als je het vorige voorbeeld in je achterhoofd hebt dan is deze zet (of beter gezegd het concept erachter) niet moeilijk. Hij laat deze zet volgen door … c7-c6. Op het eerste gezicht ziet het er allemaal wat bizar uit. Zwart sluit vrijwillig de mooie diagonaal van de loper op b7 af, laat zelfs ook nog … c7-c6 volgen waardoor de loper helemaal op non-actief lijkt te zijn gezet. De diepere bedoeling is echter heel helder. Kramnik beoogt alle torens te ruilen, zijn loper van b7 om te spelen naar de andere kant van het bord waar hij dan in feite met een stuk meer komt te spelen. De loper op b3 is ‘levend begraven’. Praktisch gezien speelt wit dus met een stuk minder. Laat Short dan ook nog net Kramnik tegenover zich vinden, die erom bekend staat dat zijn eindspeltechniek formidabel is, dan laat de uitslag van deze partij zich raden. Voor degenen die de analyse van Reinderman nog een keer willen zien, klik dan naar zijn artikel.
20. Te5 c6 21. Tae1 Lc7 22. T5e2 Lc8
De loper gaat een ‘blokje’ om.
23. a4 Ld7 24. Lh4 Txe2 25. Txe2 Te8 26. Txe8+ Lxe8 27. Lg3 Ld8 28. Le5 f6 29. Lb8 Lg6
Het is duidelijk dat de loper hier uitstekend staat en veel meer gewicht in de schaal werpt dan zijn tegenhanger op b3, die tot toeschouwer is gedegradeerd.
30. axb5 axb5 31. Kf1 Kf7 32. Ke2 Ke6 33. Ke3 Lb6+ 34. Ke2 Lh5 35. La2 g5 36. Lb3 f5 37. La2 f4 38. Lb3 Kf5 39. Ld6 g4 40. Kf1
40… g3! 41. fxg3 fxg3 42. Lxg3 Lxf3 43. La2 Le3
Reinderman: "En Short had er genoeg van. Pion h2 gaat er vroeg of laat af:" 43… Le3 44. Lf2 (Of 44. Ke1 Kg4 45. Lb3 Kh3.) 44… Lxf2 (Ook 44…Lf4 wint.) 45. Kxf2 Kf4 46. Lb3 Le4 47. Ke2 h5 48. Kf2 Kg4 49. La2 h4 (Slaan op c2 heeft geen haast.) 50. Lb3 Kh3 51. Kg1 Lh7 52. La2 Lg6 53. Lb3 Le4 54. La2 Lxc2 55. Kh1 Kg4 56. Kg2 h3+ 57. Kf2 Kf4 58. Ke2 Ke4 59. Kd2 Kf3 60. Kxc2 Kg2
etc. 0-1
Welke conclusies kunnen we uit deze twee voorbeelden trekken? Dat Kramnik waarschijnlijk zijn klassieken kende. Het opsluiten van de witte loper op g3 van Winter door Capablanca werd door hem exact nagedaan met de loper op b3 van Short. In beide gevallen zaten de witspelers met een dood stuk, dat slechts ten koste van een pion nog ooit in het spel gebracht zou kunnen worden. Maar de opoffering van een pion met respectievelijk f3-f4 en c3-c4 zou ook het doodvonnis hebben betekend. Zoals het in beide partijen ging, wisten de zwartspeler door voortreffelijke techniek het overwicht van een stuk meer op de andere kant van het bord uit te buiten. Een buitengewoon fraaie analogie!
Deze fragmenten via de viewer: