Opgepakt wegens handel met Westerse schaker

In mijn vorige column (zie Chantage in Berlijn) verhaalde ik over enkele belevenissen in Berlijn. Ik verzweeg daarbij nog een ander voorval, waarvan ik de lezer in dit verhaal graag deelachtig wil maken.

Voordat het toernooi in Berlijn plaatsvond, was ik met een paar clubgenoten naar Hongarije afgereisd om in Kecskemet aan een open toernooi mee te doen. Hier was ook onze eerste ontmoeting met een van de Polgarzusjes, Zsuzsa, waar ik ook al een verhaal over geschreven heb, getiteld De Polgarzusjes ).

De organisatie van het toernooi was uitstekend en ook de avonduren konden genoeglijk doorgebracht worden. We kozen vaak voor een restaurant waar doorgaans een soort zigeunerorkest aan het spelen was, dat voor de nodige animatie (lees: hilariteit) zorgde.

Het Hongaars orkest in actie (Foto privécollectie)

Zo bleven we ook na de maaltijd veelal in dit restaurant hangen. Het was ons al een paar keer opgevallen dat twee Oost-Duitse schakers zich daar ook graag ophielden. Een eerste poging om contact te leggen door een van ons, stuitte op verzet. Ze zouden heel graag bij ons aan tafel komen, maar de kans dat de Oost-Duitse geheime dienst hen met die verwerpelijke kapitalisten aan tafel zou ontdekken, leek hen niet ondenkbeeldig.

Nederlandse schakers aan de drank (Foto privécollectie)

Toen op een van de avonden het orkest niet speelde, bedacht ik dat ik in de auto een cassettedeck had, een ‘gettoblaster’ genoemd waar ook de nodige herrie mee te produceren was. Dus zo gezegd zo gedaan en met toestemming van de restauranteigenaren, werd het ding op tafel gezet en zorgden wij die avond voor de muzikale omlijsting.

De Oost-Duitsers keken met grote ogen naar dit ding. Totdat een van hen de stoute schoenen aantrok en zich toch bij ons vervoegde. De ander kon natuurlijk niet achterblijven en zo zaten zij even later bij ons aan tafel.

Het eerste wat wij te horen kregen was een klaagzang hoe slecht het wel niet gesteld was in Oost-Duitsland. De toernooien die zij mochten spelen, waren alleen maar achter het “IJzeren Gordijn”. Hongarije was een verademing. Gelukkig werd dat land door hun autoriteiten als Oostblok beschouwd, strikt genomen had het al een vrij Westerse inslag. Voor hen was een toernooi in Hongarije dan ook als een verblijf in het Walhalla. Maar nu zij dit schitterende immense elektronische apparaat op tafel zagen staan, werd het hun duidelijk dat het in de wereld toch wel heel oneerlijk verdeeld was. Zo’n ding kostte in hun land een vermogen, bijna een jaarsalaris, terwijl dat in Nederland in die tijd zo’n 300 gulden kostte.

Uiteindelijk kwam het hoge woord eruit: “Zou de eigenaar van het apparaat bereid zijn om het ding te ruilen tegen iets anders zeer waardevol?” Daarbij richtte een van hen zich op mij, omdat het hem duidelijk was geworden dat ik het ding uit mijn auto had gehaald. Aangezien ik een sociaal hart heb, was ik best bereid om mee te maken aan een deal. Ik was wel benieuwd wat hij dan te bieden had. Het bleek dat hij schaakklokken kon leveren, die houten Garde klokken, die bij ons best prijzig waren. Als ik het goed heb kostte zo’n klok in ons land tussen de 100 en de 150 gulden. In Oost-Duitsland kon hij – omdat hij een bekende schaker was daar – goedkoop aan deze klokken komen. Hij bood mij om tien van die klokken op te sturen als hij die Gettoblaster in zijn bezit zou krijgen.

Daar had ik wel oren naar, die klokken kon ik in eigen land makkelijk slijten en ik wilde best iemand blij maken. Hij kon zijn geluk niet op dat ik mee wilde werken en ik kreeg zijn woord dat het goed zou komen. Hij kon het ding niet meenemen, want dan zou hij aan de grens worden aangehouden. Dus we moesten een list verzinnen om ervoor te zorgen dat het apparaat bij hem terecht zou komen. Hij vroeg mij of ik wel eens in Duitsland aan een toernooi deelnam. Ik vertelde hem dat ik later aan het Berlijn Open zou meedoen. Dat was ideaal kennelijk, want als ik mijn gettoblaster daar in een postkantoor op de post zou doen en naar hem zou opsturen, zo goed mogelijk ingepakt dat er niet een douanier mee vandoor zou gaan, dan zou het helemaal goed komen. Zo gezegd zo gedaan. Ik kwam in Berlijn, ging daar tijdens het toernooi naar een postkantoor en deed het ding op de post. Toen ik weer in Nederland terugkeerde, lag mijn eerste zending al in de bus. De eerste drie Oost-Duitse klokken zaten keurig ingepakt in een pakketje met daarop grote letters “Geschenkverpackung” geschreven. En mijn Oost-Duitse handelspartner hield zijn woord. De andere zeven klokken werden ook in twee verschillende pakketten bij mij thuis afgeleverd. Ik blij, hij blij, dacht ik nog.

Mijn vertrouwen in de mensheid was niet beschaamd gebleven. Een paar vrienden verweten mij mijn naïveteit om in zee te gaan met iemand uit zo’n obscuur land. Maar gelukkig werden hun woorden gelogenstraft. Later begreep ik dat er wel degelijk een vreselijk addertje onder het gras had gezeten. Niet ik was het slachtoffer geworden van deze deal, de Oost-Duitse schaker, wiens naam ik liever met de mantel der liefde wil bedekken, bleek er grote problemen mee gekregen te hebben. De autoriteiten zijn er op een bepaalde manier toch achter gekomen dat hij contact had gelegd met die verderfelijke Westerlingen en hebben hem gearresteerd toen bleek dat hij in het bezit was gekomen van een ‘kapitalistisch’ product. Ik weet niet hoe lang hij heeft vastgezeten. Feit is dat ik hem vele jaren na dato in een toernooi tegen het lijf liep. De twee Duitslanden waren al lange tijd verenigd met elkaar, de wereld was enorm veranderd in de tussentijd, toch moet het voor hem een traumatische ervaring geweest zijn. Want nu hij mij zag, deed ik hem herinneren aan die afschuwelijke tijd. En dat was kennelijk iets te veel van het goede, want hij liep straal langs me heen en gunde mij het gehele toernooi geen blik waardig.

Ik kan het hem niet kwalijk nemen. Het enige is dat van de klokken die ik van hem gehad had, er in twintig jaar tijd slechts een is geweest die het vluggeren heeft overleefd. De rest is ofwel verkocht ofwel in elkaar geslagen. Maar die ene klok heb ik nog altijd, hoewel die ook zijn beste tijd gehad heeft!

Uit het toernooi in Hongarije een opmerkelijke partij tegen een opmerkelijke tegenstander. Ik speelde eerder tegen een Rus die voor mijn gevoel verschrikkelijk sterk speelde, hoewel zijn rating dat toen niet deed vermoeden. Hij had iets meer dan ik, maar ik werd met zwart in een soort Catalaans al snel tegen de muur gezet en kwam niet meer los. Met gepolijste techniek stelde hij het punt veilig. Zijn naam: Sergej Arkhipov. Later werd hij een behoorlijke grootmeester. Naar verluidt was hij een Russisch militair die het land was uitgezet en zich nu maar was gaan toeleggen op het schaken. Hij had tijdens dat toernooi een schone Russische dame bij zich, die luisterde naar de naam Natalia Alekhina. Om te beginnen een naam waarbij je de link onmiddellijk legt met Alekhine (ofwel Aljechin). Zou zij een nazaat zijn van de wereldkampioen?

Of het waar is, weet ik niet, maar het verhaal deed toen de ronde dat zij een relatie had gehad met Anatoli Karpov. Maar toen zij die relatie beëindigd had ten faveure van Arkhipov, werden beiden door de autoriteiten verzocht om het land zo snel mogelijk te verlaten. Het kan bijna niet anders, op Karpov heeft zijn invloed aangewend om twee mensen te verbannen. Tegen deze dame, die ook zeer behoorlijk kon schaken, speelde ik de volgende partij.

Grooten – Alekhina, Keskemet 1984.

1. d4 Pf6 2. c4 c5 3. d5 b5 4. cxb5 a6 5. e3 axb5 6. Lxb5 Da5+ 7. Pc3 Lb7 8. Ld2 Db6

9. Lc4 Onder meer gespeeld door Beliavsky. [Inmiddels weten we dat 9. Db3 de voorkeur verdient.] 9… e6 10. e4 Misschien niet de juiste wijze om deze stelling te behandelen. [Het alternatief is 10. Pge2 exd5 11. Db3 zoals onder andere in Beliavsky-Sermek en Beliavsky-Halkias werd gespeeld.]

10… Pxe4 Zij speelde dit vrijwel a tempo. Ik was tijdens de partij niet op de hoogte van het feit dat dit schijnoffer mogelijk was. Zo bezien eigenlijk vreemd, want het is een standaardwending in het Wolgagambiet. 11. dxe6 fxe6 [11… dxe6 kwam op het bord in een redelijk recente partij Vitiugov-Nepomniashchy, 2006.] 12. Pxe4 Lxe4 13. Dh5+?! Dit is waarschijnlijk teveel gevraagd. [Na 13. f3 blijft wit in de partij.] 13… Lg6 14. Df3

14… Dxb2! [Het alternatief 14… Pc6 geeft de database aan, maar volgens mij had de dame het uitstekend gezien!] 15. Td1 [15. Lc3 Dc2 16. Pe2 De4 is erg goed voor zwart.] 15… De5+ [De juiste zet was 15… Ta3! waarna zwart bijna op winst staat.] 16. Pe2 De4 17. Db3 Hiermee vervluchtigt het voordeel voor zwart. 17… Le7 [Als zij op voordeel had willen spelen had zij nu 17… Pc6 moeten spelen.] 18. f3 Dc6 19. Lb5 Dd5

20. Lc4 Ik vond het wel goed zo, deze zetherhaling, want ik had al het idee dat ik ontsnapt was aan de nederlaag. ½ – ½

Over Herman Grooten

Herman is ruim 40 jaar schaaktrainer. Hij verzorgde lange tijd de schaakrubrieken in Trouw en het ED. Daarnaast was hij Topsportcoördinator bij de KNSB en is hij auteur van diverse schaakboeken en werkt hij voor Schaaksite. Klik hier voor series die hij op Schaaksite heeft gezet.

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.