Oude doos (2): Mysterieuze Russen in Beverwijk
Tot 1960 had het Hoogovenstoernooi sterke deelnemers, maar niet uit de wereldtop. Euwe, Donner, Prins en Bouwmeester wonnen het toernooi en uit het buitenland Pilnik, Milic en Matanovic. De eerste echt groten (naast Euwe) waren Stahlberg (1956) en Olafsson (1959), zij bereikten ook het kandidatentoernooi om het wereldkampioenschap. Veel concurrentie kregen ze niet.
Larsen en Petrosjan, de gezamenlijke winnaars van 1960, waren de eerste buitenlanders van de allerhoogste categorie, al moest dat van Larsen (die een jaar eerder slechts achtste werd) nog blijken. Petrosjan was bovendien de eerste Sovjetschaker (Armeniër) in Beverwijk, waar het toernooi toen nog gespeeld werd. In 1963 werd Bronstein tweede achter de sensationele Hein Donner en vanaf dat jaar werd het toernooi ieder jaar sterker.
Iivo Nei
In 1964 werden vier deelnemers vooraf als kanshebber getipt voor de eerste plaats: Keres, Ivkov, Portisch en Larsen. De Est Paul Keres (in de kranten steevast een Rus genoemd) was de grootste, in de vier voorgaande WK-kandidatentoernooien was hij steeds (gedeeld) tweede geworden. Hij kwam in het gezelschap van de nummer twee van Estland, de 32-jarige Iivo Nei. Maar Estland stelde in Sovjetverband buiten Keres niets voor, niemand had ooit van Nei gehoord. Nou ja, hij had in 1960 en 1963 meegedaan aan het kampioenschap van de Sovjet-Unie en iets minder dan vijftig procent gescoord, in een veld van twintig deelnemers. Dat zal het Hoogovenscomité wel geweten hebben. Maar Nei had geen schaaktitel en was door de Sovjetbonzen aan het comité opgedrongen: jullie willen Keres, dan krijgen jullie ook Nei. Tot ieders stomme verbazing begon de onbekende Nei met vier overwinningen. Daarop verloor hij zijn enige partij en ging vervolgens door met scoren. In de voorlaatste ronde versloeg hij zelfs koploper Portisch, waarna Nei het toernooi samen met Keres op zijn naam schreef. Het publiek vond het prachtig en applaudisseerde na zijn overwinning op Portisch. De schrijver van het toernooibulletin noemde dat ‘een staaltje van grove onsportiviteit jegens Portisch’. Klappen voor Nei, het lijkt logisch, maar het was niet aardig tegenover de Hongaar die, aldus het verslag, ‘dertien loodzware ronden het eenzame kopwerk had verricht en thans – bij eenmaal falen – tot gevallene werd geklapt!’
Na negen van de vijftien ronden had Nei zijn meesternorm (!) al binnen en vier ronden later de grootmeesternorm. Volgens het bondsblad wisten insiders al dat hij van grootmeestersterkte was, maar had hij te weinig kansen gekregen dat te bewijzen. Het probleem van de Sovjetschakers in die tijd: te weinig uitzendingen naar het buitenland. Het reservoir van Sovjets was te groot. Graag zou ik nu schrijven dat van Iivo Nei nooit meer iets is vernomen, maar dat is niet helemaal waar. In 1966 was hij er weer bij en werd vijfde, wel alle Nederlanders achter zich latend. In 1967 nam hij nog eenmaal deel aan het Sovjetkampioenschap en werd bijna laatste. Daarna raakte de co-winnaar van het sterk bezette Hoogovenstoernooi van 1964 definitief in de vergetelheid.
Anatoli Loetikov
In 1967 gebeurde er iets soortgelijks. Hoogovens wilde Boris Spasski en kreeg de 33-jarige Anatoli Loetikov erbij. Die had vijf keer deelgenomen aan het Sovjetkampioenschap, met scores rond de vijftig procent, en zou in 1969 bij dat kampioenschap zelfs derde worden achter Zaitsev en Poloegajevski. Maar de Nederlanders reageerden weer verbaasd. Zij kenden Spasski, Botwinnik, Tal, Petrosjan, Bronstein, Keres. Maar Loetikov? Hoofdarbiter Slavekoorde zette oorspronkelijk ‘grootmeester’ voor zijn naam, maar ontdekte dat Loetikov, net als Nei, niet eens meester was. Ook Loetikov liet iedereen versteld staan. Op slechts een half punt achter de voorspelbare winnaar Spasski werd hij tweede, voor o.a. Larsen en Gligoric. In het bondsblad schreef hoofdredacteur Slavekoorde (ja, dezelfde): “Neemt men echter in aanmerking dat hij in eigen land nog nooit tot de top kon doordringen, dan vraagt men zich toch even af: how come?” Hij had als hoofdarbiter beter moeten weten, vijftig procent in het Sovjetkampioenschap (twintig deelnemers) is wel degelijk ‘de top in eigen land’.
Door zijn resultaat in Beverwijk werd Loetikov meester, in 1974 werd hij grootmeester. Zo bekend als de andere uitblinkers in de Hoogovenstoernooien is hij nooit geworden. De gedachte die na Nei en Loetikov bleef hangen was: wij kunnen in Nederland wel ons best doen en ons meester noemen, maar haal een willekeurige schaker uit de Sovjet-Unie en hij verslaat ons allemaal. Een gedachte die enkele jaren later werd bevestigd toen de in ons land eveneens volstrekt onbekende Genna Sosonko binnen korte tijd de Nederlandse top bereikte.