Het kan volgens mij nooit kwaad om over de fameuze Russische schaaktrainer, Mark Dvoretsky, een boek samen te stellen. We kennen allemaal “Dvoretsky’s Endgame Manual” om nog niet te spreken over de vele andere leerzame schaakboeken die hij op zijn naam heeft staan (zie het plaatje met vele voorbeelden).
Vladimir Barsky nam de handschoen op om vele verhalen en anekdotes van zijn tijdgenoten te verzamelen en die bij elkaar te zetten. Onder hen collega trainers en veel (oud-)pupillen. Op het gevaar af er enkele te vergeten noem ik enkele namen die bereid waren hun gedachten op papier te zetten: Alexander Nikitin (oud-trainer van Garry Kasparov), Boris Zlotnik, Evgeny Sveshnikov, Vladimir Tukmakov, Mikhail Sherevsky, Sergey Dolmatov, Arthur Yusupov, Alexey Dreev, Vishy Anand, Vadim Zviagintsev, Victor Bologan, Alexander Motylev, David Navarra, Jacob Aagaard en zelfs Magnus Carlsen.
De samenwerking met Arthur Yusupov (die in Duitsland een schaakschool heeft opgericht en zijn naam in het Duits heeft laten verbasteren tot Jussupow) is algemeen bekend. Jarenlang stonden zowel Yusupov en Dvoretsky op de lijst van het eerste team uit Apeldoorn (Schaakstad Apeldoorn tegenwoordig). Het was vooral te danken aan Karel van Delft (en sponsoren) om deze vooraanstaande spelers/trainers naar Apeldoorn te halen waar ze ingezet werden om de jeugd het nodige bij te brengen. Karel was ook niet te beroerd om af en toe een trainingssessie te organiseren waarin Dvoretsky een publiek met louter trainers kon toespreken. Het was voor mij een mooie gelegenheid om deze gelouterde trainer eens in levende lijve te ontmoeten.
Na zijn interessante uiteenzetting (waarvan ik me vooral de fraaie lopereindspelen herinner) kon ik hem even kort spreken. Ik heb toen even gesproken over de in Nederland gebruikte Stappenmethode van IM Cor van Wijgerden en Rob Brunia en wat hij daarvan vond. Van Wijgerden had Dvoretsky eerder al ontmoet en hem ooit gevraagd of hij spelers had begeleid/getraind met een wat meer basaal niveau dan degenen die hij meestal trainde en wat hij daar dan mee deed. Daarvan gaf hij aan dat hij nooit iemand onder een ratingniveau van minimaal 2250 onder zijn hoede had gehad en dus kon hij daar weinig over zeggen. Dit geeft natuurlijk aan dat hij – nadat hij al een paar jeugdwereldkampioenen had opgeleid – toen al het aureool had van de toptrainer die zich niet bemoeide met het traject waarin spelers van niveau nul omhoog komen. Toch opmerkelijk dat hij eigenlijk toegaf dat hij ‘werkelijk geen idee had’ wat er onder 2250 moest gebeuren…
Lees meer >