Eindspelfinesses 5: Paard tegen pion
Krijgt u wel eens een eindspel op het bord in uw partijen? En was u tevreden over de afloop? Of knaagde er iets waarvan u later dacht: “Dat had ik anders kunnen spelen?”
Schaaksite biedt een eindspelrubriek aan waarin u uw kennis kunt opfrissen of eventueel uitbreiden. De internationale meesters Twan Burg en Herman Grooten zullen op frequente basis u proberen bij te praten over diverse eindspelfinesses.
Speciaal voor de clubschaker is dit de vijfde aflevering van een serie die gaat over het eindspel. We hebben in de eerste twee afleveringen de strijd behandeld van respectievelijk de dame en de toren tegen een pion. Daarbij hebben we ons vooral beperkt tot stellingen waarin de pion een geducht wapen begon te worden; hoe dichter hij bij de promotielijn komt, hoe moeilijk het voor de sterkere partij kan zijn om hem tegen te houden. Ditmaal besteden we aandacht aan het eindspel van paard tegen pion. Het is duidelijk dat de speler in het bezit van het paard maximaal remise kan bereiken. Overigens op een bizarre uitzondering met een randpion na die te zien is de volgende stelling:
1. Pb4+ Ka1 2. Kc1 a2 3. Pc2# 1-0
In de meeste situaties zal de paardpartij het halve punt wel kunnen veilig stellen. Het paard blijkt evenwel een bijzonder ongelukkig dier te zijn om sommige pionnen tegen te houden. We gaan naar een aantal situaties kijken, waarin het zich in allerlei bochten moet wringen om de vijandelijke pion af te stoppen. Voordat we dat doen is het handig om een paar wetmatigheden te formuleren, die we in dit eindspel moeten proberen toe te passen.
Lees meer >