De Telegraaf schaakrubriek 11 juni 2011
Hans Böhm
De Amerikaan Bobby Fischer werd in 1958 grootmeester op zijn vijftiende en dat was toentertijd een ongekende sensatie. Een grootmeester in de schaaksport was een heer op leeftijd, die zoveel moest weten en zoveel ervaring moest opdoen, dat kon een kind onmogelijk presteren. De verklaring: Fischer was feitelijk de eerste echte professional, die al zijn tijd en energie in onze edele denksport stak. Het record van Fischer heeft 33 jaar stand gehouden en toen kwam Judit Polgar die in 1991 er een paar maanden van af snoepte. De laatste twintig jaar is dat record nog twintig keer verbroken. Op dit moment is Illya Nyzhnyk uit de Oekraïne met 14 jaar en drie maanden de jongste grootmeester maar hij komt pas op de elfde plaats op de wereldranglijst aller tijden als je kijkt naar de leeftijd waarop de derde, en laatste, grootmeesternorm werd behaald. Voorlopige aanvoerder is Sergei Karjakin, ook uit de Oekraïne, die in 2002 de titel kreeg met twaalf jaar en zeven maanden. Natuurlijk heeft dit alles te maken met de computer, die vooral veel tijd bespaart.
Lees meer >