5 april 2021 16:22 Paul van der Sterren
Nu het weer lente wordt komen er, zoals ieder jaar, herinneringen bij me op aan eerdere lentes en dan met name aan bepaalde toernooien die ik in deze tijd van het jaar speelde, vroeger, toen ik nog jong en mooi en schaker was. Het sterkst is dit effect als ik een wandeling maak, in mijn eigen Amstelveense Middelpolder of gewoon ergens in een willekeurig stadsparkje waar het groen doorbreekt en de eerste bloesemgeuren en –kleuren zich aandienen.
Want wat heb ik op bankjes in parkjes gezeten tijdens die toernooien! Vooral in München 1990 en in Brussel 1993 deed ik, als mijn geheugen me niet al te zeer bedriegt, eigenlijk nauwelijks iets anders, althans tijdens de ochtenden wanneer ik wist dat er ‘s middags een loodzware tegenstander op me wachtte. Dan was er dat verpletterende besef, dat verschrikkelijk weten dat ik die partij wel eens zou kunnen verliezen en nee, dat was zo erg, zo absoluut onverdraaglijk erg, dat kón ik gewoon niet laten gebeuren. Het is alsof je weet dat je diezelfde avond dood kunt zijn – want een schaker die zijn partij verloren heeft is in zekere zin dood – maar je wilt niet, nee, je wilt absoluut niet. Niet sterven, niet verliezen. Het kan niet en het mag niet.
Lees verder op de website van Caissa-Amsterdam.
Lees meer >