Schaakhistorie

Jan Hein Donner – de vroege jaren ’70

Het is een bijzondere leeservaring om het boek van Alexander Münninghoff over Donner te lezen. De sfeer van het naoorlogse Amsterdam is daarin heel herkenbaar weergegeven. Rond 1970 zaten we midden in het studentenprotest en de hippietijd, waar Donner geen deel aan had. Maar in 1972 was het wel Donner, die in het Psychologisch Instituut op het Weesperplein de WK-match tussen Spassky en Fischer van commentaar voorzag. In zijn schaakcarrière kende Donner veel ups en downs,

Lees meer >

Offers als breekijzer

In de toernooipraktijk komt het vaak voor dat wit een aanval begint op de zwarte koningsvleugel. Meestal staat de koning daar goed beschermd achter zijn pionnen, maar als zwart teveel stukken op de damevleugel zet om daar een tegenoffensief te beginnen, kan wit door offers de stelling openbreken. Zulke aanvalspartijen zijn spectaculair en worden vaak gebruikt in schaakrubrieken voor opgaven als wit speelt en wint. Maar de grootmeesters hebben deze offermotieven al veel eerder in de partij gezien.

Lees meer >

Geschiedenis- en schaakquiz

Om deze tijd zonder te schaken aan weerszijden van een bord een beetje beter door te komen, heeft Schaakstad Apeldoorn een quiz bedacht voor de komende drie weken. De meeste vragen van de quiz gaan over de geschiedenis van het schaken in Apeldoorn, aangevuld met een aantal algemene vragen in relatie tot de schaaksport. Zaterdag 9 mei worden de eerste acht vragen gepubliceerd, 16 mei weer acht en de week daarop de laatste zeven stuks. Na elke serie per week sluit de inzendingstermijn voor beantwoording van die serie; de quiz eindigt dus met ingang van zondag 31 mei.

De volgende spelregels zijn van toepassing:

Lees meer >

De grote foto quiz voor schakers

Dit is een heel leuke quiz voor liefhebbers van schaakgeschiedenis. De quiz is gemaakt door Eric Roosendaal. Het gaat erom dat je de 100 beste of beroemdste schakers uit de geschiedenis herkent aan hun foto’s. De keuze van de 100 meest bekende schakers is natuurlijk enigszins willekeurig of een kwestie van smaak.

Er zijn tien niveaus met elk tien afbeeldingen. Wanneer je een niveau hebt voltooid, krijg je toegang tot het volgende niveau.

Lees meer >

Meervoudige offers

In de romantische schaaktijd kwamen er in een partij vaak meerdere offers en tegenoffers voor. Ook in de moderne toernooipraktijk zijn er partijen, waarin meerdere offers voorkomen en daar wil ik een paar voorbeelden van geven. In de tijd dat er nog geduelleerd werd door adellijke heren, leefde wel de opvatting dat het oneervol was om een offer niet aan te nemen. Het Koningsgambiet was in die tijd dan ook een favoriete opening en het gambiet werd meestal aangenomen. Zelf vond ik het twaalfde deeltje van Euwe’s Theorie der Schaakopeningen met het Koningsgambiet het meest fascinerende van de hele reeks.

In 1851 speelden Anderssen en Kieseritsky in London 15 partijen tegen elkaar, waarvan de laatste als de Onsterfelijke Partij bekend bleef. Het is inderdaad het Koningsgambiet dat gespeeld wordt. De zwarte dame gaat samen met de koningsloper op dubbele torenroof uit, maar raakt daardoor ver verwijderd van haar koning. Wit offert dan ook nog zijn dame en met zijn laatste drie lichte stukken zet hij de zwarte koning mat. Een overbekende partij, die ik met enig commentaar van Steinitz toch toevoeg. Overigens bleek Kieseritsky, die de verliezer was van deze partij, toch net iets beter dan Anderssen. Het werd uiteindelijk 7-6 voor hem bij twee remises.

Ik ga nu verder met een partij van GM Evgeni Vasiukov uit het kampioenschap van Moskou uit 1960, dat hij won. Hij speelde in Nederland in 1969 in het IBM toernooi, waar hij met 9,5 uit 15 derde werd achter winnaar Portisch. Op de foto zie je Vasiukov in de RAI, die in een hyperscherpe Siciliaan remise speelt tegen Leonid Stein, drie keer Sovjet kampioen in de jaren ‘60. Vasiukov speelde ook in het Hoogovens-toernooi van 1973, waar hij met 9 uit 15 eveneens derde werd achter winnaar Tal. Het was dus een sterke Sovjet grootmeester, die echter nooit het Sovjet kampioenschap won. Ik maak gebruik van het boek van Koblenz’ Lehrbuch der Schachtaktik.

Lees meer >

Frits Böttcher: wetenschapper, bestuurder en schaakliefhebber

Frits Böttcher: wetenschapper, bestuurder en schaakliefhebber

In deze serie wil ik het rijke schaakleven beschrijven van Frits Böttcher aan de hand van het familiearchief en eigen onderzoek. Alvorens in te gaan op zijn boeiende schaakleven eerst een portret van deze markante en vooraanstaande Nederlander die in 1915 in Rotterdam werd geboren en op 93-jarige leeftijd in den Haag overleed. Grote bekendheid kreeg hij als lid en oprichter van de Club van Rome. De aanleiding voor deze serie was het volgende.

De KNSB-competitie bestaat dit jaar 100 jaar en mijn eerste twee bijdragen gingen over het landskampioenschap van Rotterdam (NRSV) in 1930/1931 waarmee de hegemonie van de Amsterdammers werd doorbroken. NRSV zou later fuseren met de Rotterdamse schoolschaakvereniging (HBS) Wilhelm Steinitz. Frits Böttcher was op 12-jarige leeftijd een van de leden van het eerste uur, samen met Pim en Karel Muhring, Ivo en Jaap Samkalden, Rocus van Yperen en Chris Vlagsma.

Prof. dr. C.J.F. Böttcher (1915 – 2008) postuum in het nieuws

Op zaterdag 22 februari verscheen er een groot artikel in de Volkskrant dat veel opzien baarde. De kop luidde: ‘De grote twijfelzwaaier of hoe Prof. dr. C.J.F. (Frits) Böttcher met steun van tientallen bedrijven de basis legde voor de klimaatscepsis in Nederland.’

Lees meer >

Competitie in de oorlog

Aan niets in het Tijdschrift van den Koninklijken Nederlandschen Schaakbond van april 1940 is te merken dat de Tweede Wereldoorlog in ons land op het punt van beginnen staat. De vaste verslagen, de vaste rubrieken, de vaste vormgeving: het is business as usual. Schakend Nederland kan probleemloos aan de competitie 1940-1941 beginnen, zo lijkt het.

In het tijdschrift wordt in de rubriek ‘Nieuws uit de Onderbonden’ bij de Stichtsch-Gooische Schaakbond geschreven: ,,Zoo is de noodcompetitie dan ten einde. Hopen wij dat iets dergelijks nooit meer noodig moge zijn.’’ Dit citaat geeft aan dat er wel iets aan de hand is, maar je krijgt de indruk dat het bestuur van de Nederlandsche Schaakbond denkt dat de geschiedenis zich zal herhalen en dat ons land net als tijdens de Eerste Wereldoorlog neutraal zijn blijven.

Ruim een maand later ziet de wereld er heel anders uit. Door de Duitse inval is er geen meinummer van het tijdschrift verschenen en wordt dat gecombineerd met het juninummer. Op de voorpagina richt het KNSB-bestuur zich tot ‘alle schakers’. Allereerst wordt stilgestaan bij de slachtoffers van het eerste oorlogsgeweld, waarna snel de blik naar voren is gericht. ,,Wij weten wel dat in sommige onderbonden een verslapping dreigt en dat Rotterdam langen tijd noodig zal hebben om zich te herstellen en opnieuw te groepeeren. Hoe goed bedoeld ook kan een vrijstelling van een of twee maanden contributie hier niet de redding brengen.’’ Ook hoopt het bestuur dat kleine verenigingen – omdat er minder leden zijn – gaan fuseren, zodat er meer sterke clubs komen.

Lees meer >

Een nieuwe serie

Komend weekend wordt gestart met een nieuwe en unieke serie artikelen over een bekende Nederlander waarover nauwelijks iets geschreven is over zijn bijzondere en rijke schaakleven. Het gaat over prof. dr. C.J.F. (Frits) Böttcher, beter bekend als hoogleraar Chemie, een van de oprichters van de Club van Rome, lid van adviesraden en adviseur van de coördinator Research van Shell. Hij was ook commissaris bij verschillende bedrijven zoals Hoogovens en Estel.

Lees meer >

Gestorven in het harnas achter het schaakbord

In de vorige aflevering ging het over het eerste landskampioenschap van Rotterdam (NRSV) in het seizoen 1930/1931. Rotterdam had hiermee de hegemonie doorbroken van Amsterdam (VAS/ASC). NRSV had goede moed voor het nieuwe schaakseizoen en wilde met dezelfde sterke opstelling het huzarenstukje nog een keer uithalen. Het liep allemaal anders, binnen korte tijd verloor de landscompetitie vier toonaangevende spelers. Euwe verzuchtte in de Haagsche Courant: ‘De dood zoekt zijn slachtoffers in den laatsten tijd wel speciaal onder de schakers.’ Waaronder de twee eerste officiële landskampioenen.

Noteboom speelt niet meer voor NRSV (Rotterdam)

In november 1931 moest NRSV het opnemen tegen het ASC van Euwe. Vorig jaar met 6-4 gewonnen, nu werd met 6-4 verloren en de afwezigheid van Noteboom deed zich gevoelen. Noteboom speelde een groot toernooi in Berlijn en volgens de kranten had hij het er zo naar zijn zin dat hij overwoog zich te vestigen in Berlijn als schaak- en bridgetrainer. NRSV bleek hierdoor ernstig verzwakt te zijn en zou voorlopig geen landskampioen meer worden.

Henri Weenink overleden (VAS, Amsterdam)

Op 5 december 1931 moest er afscheid worden genomen van de 39-jarige schaker, journalist en probleemcomponist Henri Weenink, die plots was overleden aan de gevolgen van tuberculose. Weenink was een prominent topspeler van het meesterklasseteam van het VAS en promotor van het componeren en oplossen van schaakproblemen.

Er was een warme belangstelling op de Oosterbegraafplaats te Amsterdam. Sprekers waren de heer Trotsenburg (voorzitter VAS), mr. Oskam (voorzitter NSB), dr. Niemeyer (Bond van Probleemvrienden), De Haas (NRSV). Max Euwe herdacht Weenink vooral als goede vriend. Namens mr. Przeviórka, werden bloemen op het graf gelegd. Weenink was juist bezig met het samenstellen van een boek met de schaakproblemen van Przeviórka.

Het overlijden van Weenink was een grote slag voor het meesterklasseteam van het VAS. Zij zouden hem node missen. (op de foto Euwe tegen Weenink in de twintiger jaren)

Lees meer >

Rupert’s hoekje

Naast de #Blijf-thuis-schaakpuzzels ( www.maxeuwe.nl/index.php/activiteit/blijf-thuis-schaakpuzzels ) publiceert het Max Euwe Centrum ook met enige regelmaat fraaie cartoons van Rupert van der Linden. Minze bij de Weg, Peewee van Voorthuijsen en Eddy Sibbing hebben er een begeleidend tekstje aan toegevoegd. Ga dat zien en lezen! 

Lees meer >