Het schaaktafeltje van Napoleon
Kon Napoleon schaken? Natuurlijk kon Napoleon schaken! Napoleon kon alles. Boekenkasten zijn volgeschreven over de grote, kleine man. Hij kon zijn jasje niet uit doen of het is wel ergens beschreven. Ook over zijn schaakkunsten is het een en ander op papier gezet. De onvolprezen schaakhistoricus Edward Winter heeft er op zijn webstek een artikel aan gewijd. Uitgeprint zijn het negen pagina’s die vooral gaan over Napoleons bekende drie partijen tegen Bertrand, Mme de Remusat en de Automaat.
Austerlitz
Tijdens een uitstapje naar het slagveld van Austerlitz, onder Brno, vond ik nog iets anders. In een aan de veldslag gewijd museum, even buiten het dorp Prace, stond een tafeltje. Volgens het bijschrijft zou Napoleon op deze tafel geschaakt hebben tegen zijn generaals Berthier, Davoud en Lannes. Voorafgaand aan de door hem gewonnen slag. Ook de keizer van Oostenrijk, Josef II, zou erop hebben geschaakt. Als schaker en historicus begon mijn hart sneller te kloppen. Viel hier meer te halen?!

Zoektocht
Het museumpersoneel wist niet veel over de bron van deze bewering. Als ik een e-mail zou sturen… Een goede week later kreeg ik antwoord. De vorige conservator had in de jaren ’90 iets gelezen in een artikel van ene A. B. Kral. Dat was helaas alles. Whatsapp bracht uitkomst. Uit een groep met veel Tsjechische studenten kwam al snel dat Kral een in 2005 overleden kunsthistoricus was. Iemand anders kwam met een link naar een database met zijn artikelen; drie van de 37 gingen over Napoleon. Helaas werd met geen woord in een van de artikelen gerept over een schaaktafeltje. Doodlopend spoor. Uit de andere groep, een schaakgroep met ook enkele Tsjechische leden, kwam het verlossende antwoord. De zoekterm ‘ sachovy stolek Napoleon’ leidde naar een Tsjechisch blog. Ene František Kopecký had in een boekje over de Slag bij Austerlitz over het schaaktafeltje geschreven. Zou Kopecký nog meer over het tafeltje hebben geschreven in dit boek? De bieb in Praag kon het uit Pilsen laten komen. Eenmaal in mijn bezit bleek dit het einde van de zoektocht. Kopecký had een zeer uitgebreide literatuurlijst in zijn boek opgenomen, maar faalde jammerlijk in het plaatsen van ook maar één verwijzing naar een boek uit de lijst. Waar hij de informatie over het schaaktafeltje had opgediept bleef dan ook duister.
Lees meer >
Vera Menchik werd in 1906 geboren in Rusland als dochter van een Tsjechische vader, die een adellijke betrekking had. De familie vluchtte na de Bolsjewistische revolutie van 1917 naar Engeland, waar Vera samen met haar moeder en zuster in de buurt van Hastings bleef wonen. Het bleek dat ze een talent voor schaken had en ze won in 1927 in London het individuele damestoernooi dat samenviel met de Olympiade.
Wereldkampioen Alexander Aljechin had in 1933 het toernooi in Parijs gewonnen. Hij behaalde acht punten uit negen partijen. Dr. Tartakower werd tweede met zes punten. Het spel van Aljechin verraste steeds door grote originaliteit. Hij verliet zich niet op theoretische paden, hoewel hij de theorie goed kende, doch zocht steeds naar nieuwe wendingen. Na Parijs kwam hij naar Nederland om in oktober/november een serie lucratieve simultaans te spelen. Hij speelde o.m. in Maastricht, Heerlen, Heemstede, Bussum, Groningen, Amsterdam, Eindhoven, Utrecht, Den Haag en besloot zijn toer op 14 november in Rotterdam, waar hij te gast was van het Rotterdamsch Nieuwsblad. Aljechin was een echte broodschaker, hij leefde van het schaken.
In de toernooipraktijk komt het vaak voor dat wit een aanval begint op de zwarte koningsvleugel. Meestal staat de koning daar goed beschermd achter zijn pionnen, maar als zwart teveel stukken op de damevleugel zet om daar een tegenoffensief te beginnen, kan wit door offers de stelling openbreken. Zulke aanvalspartijen zijn spectaculair en worden vaak gebruikt in schaakrubrieken voor opgaven als wit speelt en wint. Maar de grootmeesters hebben deze offermotieven al veel eerder in de partij gezien.
Dit is een heel leuke quiz voor liefhebbers van schaakgeschiedenis. De quiz is gemaakt door Eric Roosendaal. Het gaat erom dat je de 100 beste of beroemdste schakers uit de geschiedenis herkent aan hun foto’s. De keuze van de 100 meest bekende schakers is natuurlijk enigszins willekeurig of een kwestie van smaak.
In deze serie wil ik het rijke schaakleven beschrijven van Frits Böttcher aan de hand van het familiearchief en eigen onderzoek. Alvorens in te gaan op zijn boeiende schaakleven eerst een portret van deze markante en vooraanstaande Nederlander die in 1915 in Rotterdam werd geboren en op 93-jarige leeftijd in den Haag overleed. Grote bekendheid kreeg hij als lid en oprichter van de Club van Rome. De aanleiding voor deze serie was het volgende.
Aan niets in het Tijdschrift van den Koninklijken Nederlandschen Schaakbond van april 1940 is te merken dat de Tweede Wereldoorlog in ons land op het punt van beginnen staat. De vaste verslagen, de vaste rubrieken, de vaste vormgeving: het is business as usual. Schakend Nederland kan probleemloos aan de competitie 1940-1941 beginnen, zo lijkt het.
