Rubrieken

Korte biografie Johan Hut

Op Schaaksite treft u vanaf 10 april op dinsdag wekelijks een boekrecensie aan. De man die deze boekrubriek al eerder had opgestart, Johan Hut, stellen we graag nader aan u voor. Hieronder een door hem zelf geschreven korte biografie.

In 1968 ben ik, als jongen van zeven, lid geworden van de Baarnse Schaakvereniging. Dat moest van mijn vader. Zelf vond ik het ook wel leuk en ik werd (veel later) clubkampioen bij de jeugd.

Lees meer >

“Schaken als toegangspoort tot emoties” door Jan Willem Duijzer. Column van Schaakvereniging Promotie.

Toen ik het vrolijke gezicht van de jonge Renate Dorrestein, in zwart-wit afgedrukt, op de voorkant van haar net uitgekomen bundel “Dagelijks Werk” zag staan, wist ik het al. Dit is geen goed nieuws. “Een echte Dorrestein.” vermeldt de achterflap nog in de bekende monter-dramatische stijl van de schrijfster. Steeds als ik het boek opensla doe ik dat echter met enige schroom. Het zijn gewone stukken tekst, over Kurt Vonnegut (die ze bewondert), over het feminisme (onvermijdelijk), over kinderloosheid, fatsoen, sex en nog veel meer. Maar behalve een boek over al die onderwerpen is het ook een afscheidsboek; een testament. De formule, van uitvoerig geannoteerde stukjes uit haar hele schrijversleven, spreekt aan, maar van mij had ze dat wel tien jaar eerder mogen doen, zonder de lading die het nu heeft. Dan had ik het lekker achter elkaar uit kunnen lezen. Nu leg ik het steeds weg en dwalen mijn gedachten somber af.

Renate Dorrestein (64) heeft veel over haar schrijverschap gepubliceerd. In het jaar 2000 vertelde ze in “Het geheim van de schrijver” uitvoerig over haar schrijverservaringen en in 2013 analyseerde ze in “De blokkade” het fenomeen van de ‘writer’s block’. Ook in “Dagelijks werk” kijkt ze regelmatig terug op het schrijfproces. Haar idee is dat verhalen door de schrijver “gevonden” worden. Ze zijn er als het ware al, maar ze hebben een medium nodig om vertolkt te worden. Uiteraard vraagt die vertolking wel om vakmanschap en hard werken van de schrijver. Je moet er wel wat voor doen om die verhalen te “vinden”. Hilarisch is wat ze vertelt over het gebruik van de appelboor als martelinstrument in “Een hart van steen”. Haar redacteur vond dit echt te ver gaan evenals menig lezer nadien. Dorrestein kon het echter niet anders opschrijven. Het moest nu eenmaal gruwelijk zijn. Het verhaal eiste dat. In mijn boekenkast heb ik toevallig een paar vergelijkbare boeken over het schrijverschap staan. Van Thomas Rosenboom (“Aanvallend spel”, 2003), Gerard Reve (“Zelf schrijver worden”, 1986) en van Mario Vargas Llosa (“Aan een jonge romanschrijver”, 1999). Rosenboom legt in zijn boekje verbanden met het schaakspel, grappig genoeg. Dorrestein’s ideeën passen wel bij de ideeën van haar collega’s, vind ik, al blijft haar verwoording heel eigen.

Lees meer >

Begrijp wat je doet: Spaans en Italiaans

De serie ‘Begrijp wat je doet’ is bekend van Schaaksite en ook van het bondsblad Schaakmagazine. Wie enthousiast is over die serie en alles gelezen heeft, heeft juist een goede reden om dit eerste boek aan te schaffen. Herman Grooten schat namelijk dat hij in die series zo’n 20 procent kwijt kon van alles wat hij wilde laten zien. Met dit boek biedt hij dus vijf keer zoveel aan, over het Spaans en het Italiaans.

Grooten denkt met deze serie een gat te vullen tussen twee soorten boeken. Aan de ene kant bekeek hij de serie ‘De wereld van de schaakopening’ van Paul van der Sterren. Die bespreekt de allereerste zetten van de openingen, vertelt iets over de geschiedenis en vooral waarom schakers die opening spelen. Waar gaat het eigenlijk om? Dat laatste bespreekt Grooten ook, maar Van der Sterren stopt bij de meeste varianten al (soms ruim) voor de tiende zet en Grooten wil verder.

Aan de andere kant zijn er de boeken met variantenbomen. Ook die zijn belangrijk, maar Grooten komt in zijn praktijk als trainer (zowel voor jeugd als voor volwassenen) te vaak tegen dat schakers de varianten wel uit hun hoofd kennen, maar niet begrijpen waar het om draait. Zodra de tegenstander afwijkt, zijn ze op zichzelf aangewezen en gaat het vaak mis. In de variantenboeken mist Grooten vaak ook de verbale uitleg. Tekens als +- en korte conclusies vindt hij ruim onvoldoende.

Ook dit boek staat wel degelijk vol varianten, maar wat de trainer zonder varianten kan laten zien is bijvoorbeeld de typische (vastgelegde) pionnenstructuren en de verschillen in bewegingsvrijheid van de stukken. In de opening zijn dat vooral de lichte stukken. Daarbij komen ook de voordelen van een loper boven een paard of andersom aan bod. Deze lessen zullen behalve het begrip van de openingen ook het strategisch inzicht verbeteren, hoopt Grooten.

 

Spaans

De volgorde van het boek verbaast me hier en daar, maar als je het doorhebt, vind je het wel. Grooten behandelt de Spaanse varianten niet in aparte hoofdstukjes, maar laat het Gesloten Spaans zien en behandelt onderweg alle andere varianten. Het lijkt me een goed idee dat in een volgend boek overzichtelijker te doen. Van die varianten geeft hij dan steeds een karakteristiek. Het beste kan ik een voorbeeld geven en wel van een actuele variant, die wordt gevreesd als remisewapen.

Lees meer >

Schaakrubrieken weekend 31 maart 2018

Wekelijks publiceren of verwijzen wij naar diverse schaakrubrieken. Wij streven naar publicatie op de woensdag na het voorgaande weekend. Wij proberen de besproken partijen in een viewer te tonen.

Lees meer >

Top-40 Nederlandse schakers. 7: Genna Sosonko

Een onbekende Rus kwam in 1972 naar Nederland. Na een jaar werd hij Nederlands kampioen, weer een jaar later meester en in 1976 grootmeester. Enkele jaren later kon Genna Sosonko zich meten met de sterksten ter wereld.

Genna Sosonko in 1979. Foto: nationaal archief.

Genna Sosonko (geboren 18 mei 1943) had in 1967 deelgenomen aan het kampioenschap van de Sovjet-Unie, waar hij 27e werd. Na dat toernooi vroeg Michael Tal hem als secondant en een paar jaar later deed Viktor Kortchnoi hetzelfde. In 1972 emigreerde Sosonko via Israël naar Nederland, waar niemand hem kende.

In 1973 won hij het Nederlands kampioenschap. Het reguliere toernooi won Sosonko samen met Enklaar en Zuidema, waarna hij de barragedriekamp won. Geen sterke bezetting en daarom werd later dat jaar de Amsterdamse Vierkamp georganiseerd, om de nieuwkomer op zijn plaats te zetten. Dat lukte niet echt, Donner en Ree scoorden 6,5 punten en Timman en Sosonko 5,5. Vanaf dat moment behoorde Sosonko dus tot de ‘grote vier’.

Veel NK’s speelde hij niet. In 1974 werd Sosonko samen met Ree tweede, ruim achter Timman. Zijn volgende NK, in 1978, won hij samen met Timman. Omdat een beslissingsmatch niet in hun agenda paste, deelden ze de titel. Tot en met 1998 speelde Sosonko twaalf NK’s, waarin hij nog twee keer gedeeld tweede werd. In 1987 ruim achter Timman, in 1992 ruim achter Piket.

 

Wereldtop

Veel Olympiades speelde Sosonko wel. Van 1974 tot en met 1996 speelde hij alle elf waaraan Nederland deelnam. Met 62,5 procent scoorde hij goed, in 1976 behaalde Sosonko een gouden medaille aan het tweede bord.

Lees meer >

“Doemscenario’s voor het clubschaak – terecht?” door Manuel Nepveu. Column van Schaakvereniging Promotie

Het is mij opgevallen dat er al een aantal malen door onze huiscolumnisten ernstig gezinspeeld is op de teloorgang van het clubschaken. Hans Meijer vroeg ooit vriendelijk of de laatste schaker het licht uit wilde doen, en Theo Mooijman beschreef pas geleden de trieste schaakverenigingsperikelen in ’s lands meest bekende krimpregio.
Natuurlijk valt niet te ontkennen dat er tendensen zichtbaar zijn van een afbrokkeling van het verenigingsleven in zijn algemeenheid.

Lees meer >

Schaakrubrieken weekend 24 maart 2018

Wekelijks publiceren of verwijzen wij naar diverse schaakrubrieken. Wij streven naar publicatie op de woensdag na het voorgaande weekend. Wij proberen de besproken partijen in een viewer te tonen.

Lees meer >

“Opheffen dan maar?” door Theo Mooijman. Column van Schaakvereniging Promotie.

De schaakclubs in de kleine steden in onze provincie hebben het moeilijk. De trend van neergang heeft zich in de jaren negentig ingezet en gaat voort. En dan niet alleen de teruglopende belangstelling van de jeugd voor onze sport, maar ook het ontbreken van aanwas. Sluipenderwijs is bijna elke vereniging een ouderensociëteit geworden. Eén lid onder de vijftig, eentje van 51 en de rest boven de 65 jaar, zo is het bij mijn vereniging.

Lees meer >

Schaakrubrieken weekend 17 maart 2018

Wekelijks publiceren of verwijzen wij naar diverse schaakrubrieken. Wij streven naar publicatie op de woensdag na het voorgaande weekend. Wij proberen de besproken partijen in een viewer te tonen.

Lees meer >

Top-40 Nederlandse schakers. 8: John van der Wiel

Toen Timman en Sosonko vanaf eind jaren zeventig de Nederlanders waren die de wereldtop aankonden, kwam daar in 1982 opeens John van der Wiel bij. Zijn plaats in die top duurde niet heel lang, zijn plaats in de Nederlandse top wel.

John van der Wiel in 1983. Foto: Nationaal archief.

 

John van der Wiel (geboren 9 augustus 1959) werd rond de jaarwisseling 1978/79 in Groningen Europees jeugdkampioen. In 1979 won hij het open kampioenschap van Nederland en in 1981 de B-groep van het Hoogovenstoernooi. Daarmee was hij een van de sterkste schakers van Nederland, wat hij ook meteen bevestigde bij het Nederlands kampioenschap. Bij zijn debuut in 1979 werd Van der Wiel vierde, een jaar later met vijf anderen tweede achter Timman. In 1984 werd hij kampioen voor Ree en Scheeren, in 1986 voor Van der Sterren, Kuijf en Ligterink. In 1985 eindigde hij als tweede achter Van der Sterren en die positie bereikte hij vanaf 1987, al dan niet gedeeld, zeven keer op rij, achter de kampioenen Timman, Douven, Kuijf, Piket (drie keer) en Van der Sterren. In totaal nam Van der Wiel 28 keer aan het NK deel, waarvan 26 keer op rij. Dat zijn allebei records. Naast zijn twee titels behaalde hij negen tweede en vier derde plaatsen.

 

Wereldtop

Van der Wiel nam van 1980 tot en met 1998 deel aan alle negen Olympiades waar Nederland bij was. (In 1986 deed Nederland niet mee.) Hij was kopman van het befaamde team dat in 1988 zonder Timman brons won. In totaal scoorde hij op al die Olympiades 58 procent.

Zijn eerste grote internationale succes boekte Van der Wiel bij het Hoogovenstoernooi van 1982, waar hij achter Nunn en Balasjov derde werd, maar voor Timman, Sosonko en diverse andere wereldtoppers. Later dat jaar werd hij grootmeester na een toernooizege in Novi Sad. Op de weg naar het wereldkampioenschap bereikte hij zijn hoogtepunt in 1985. Van der Wiel werd gedeeld vierde in het interzonetoernooi in Biel. Omdat er vier spelers naar het kandidatentoernooi gingen, moest hij een barragedriekamp spelen met Short en Torre. Van der Wiel versloeg Short met 2,5-0,5 maar verloor met 1-2 van Torre. Nota bene Short, die dus overtuigend verslagen was, ging door dankzij een 3-0 zege op Torre en een betere SB-score in het toernooi. Had Short in die drie partijen tegen Torre maar een halfje afgestaan, dan had Van der Wiel een WK-kandidatentoernooi gespeeld.

Lees meer >