Van 1937 tot en met 1968 maakte Lodewijk Prins onafgebroken deel uit van het Nederlandse Olympiadeteam. Dertig jaar lang was hij dus een Nederlandse topspeler. Al liet hij dat op de Nederlandse kampioenschappen nauwelijks zien.
Lodewijk Prins (geboren 27 januari 1913) deed namelijk nauwelijks mee aan die NK’s, maar haalde uit de paar keren wel een hoog rendement. In 1936, 23 jaar oud, debuteerde hij met een derde plaats. Na een zwak NK in 1938 won hij in 1948 het kandidatentoernooi voor Kramer en Van Scheltinga. Voor de NK-match tegen Euwe bedankte hij. Vanwege gezondheidsredenen, lees ik ergens, maar dat zou ik niet meteen voor waar aannemen.
Pas in 1965, op 52-jarige leeftijd, was hij er weer bij. Prins won dat NK samen met Zuidema, die hij in de beslissingsmatch met 2,5-1,5 versloeg. Kampioen van Nederland 29 jaar na zijn debuut, dat is al bijzonder.
Na zijn eerste NK werd Prins opgenomen in het Olympiadeteam en daarvoor bleef hij uitkomen tot en met 1968. Zijn meest memorabele wedstrijd was die in 1954 tegen het team van de Sovjet-Unie, dat destijds louter uit mondiale toptienspelers bestond. Prins versloeg Alexander Kotov, waardoor Nederland een historisch gelijkspel bereikte. In 1956 speelde hij aan het eerste bord en in 1968 behaalde hij als tweede reserve met 9 uit 12 zijn hoogste score. Na Timman is hij Nederlands recorddeelnemer.
Spaanse toernooien
Opmerkelijk genoeg was dat Prins’ laatste Olympiade. Voor 1970 zegden Donner en de jonge Timman om diverse redenen af. Tot zijn verbijstering werd Prins vervolgens gepasseerd door Rob Hartoch. In zijn schaakrubriek in Het Parool verloor hij zijn objectiviteit uit het oog en betichtte hij de plaatsingscommissie en het KNSB-bestuur van ‘corruptie, koehandel en zelfbevoordeling’. Voor het bestuur was dat reden om alle contacten met Prins te verbreken. Het betekende het einde van Prins’ schaakcarrière op topniveau.
Lees meer >