Schaakhistorie

De Engelsen konden er in 1922 geen hout van en het speeltempo was de oorzaak

Er wordt door sommige mensen wel eens gemopperd over het snellere speeltempo (110 minuten voor 40 zetten i.p.v. 120 minuten). Dat blijkt iets te zijn van aller tijden, als ik een artikel uit de Provinciale Geldersche en Nijmeegsche courant van 25 augustus 1922 mag geloven…

Het gebruikelijke speeltempo was destijds 15 zetten in een uur. Maar wat gebeurde er in Londen? Daar speelde men niet met 15,

Lees meer >

Boris Spassky, jeugdwereldkampioen en jongste grootmeester met 18 jaar

In de jaren ’50 van de vorige eeuw waren er drie schakers, die al heel jong de grootmeestertitel kregen en later ook wereldkampioen werden. De eerste die daarbij in het oog springt is Boris Spassky, die geboren werd in januari 1937. Hij leerde schaken in 1942 tijdens zijn evacuatie uit het door de Nazi-legers belegerde Leningrad. Op zijn 10e jaar versloeg hij in een simultaanpartij Botwinnik, die een jaar later wereldkampioen werd.

Lees meer >

Het schaaktafeltje van Napoleon

Kon Napoleon schaken? Natuurlijk kon Napoleon schaken! Napoleon kon alles. Boekenkasten zijn volgeschreven over de grote, kleine man. Hij kon zijn jasje niet uit doen of het is wel ergens beschreven. Ook over zijn schaakkunsten is het een en ander op papier gezet. De onvolprezen schaakhistoricus Edward Winter heeft er op zijn webstek een artikel aan gewijd. Uitgeprint zijn het negen pagina’s die vooral gaan over Napoleons bekende drie partijen tegen Bertrand, Mme de Remusat en de Automaat.

Austerlitz

Tijdens een uitstapje naar het slagveld van Austerlitz, onder Brno, vond ik nog iets anders. In een aan de veldslag gewijd museum, even buiten het dorp Prace, stond een tafeltje. Volgens het bijschrijft zou Napoleon op deze tafel geschaakt hebben tegen zijn generaals Berthier, Davoud en Lannes. Voorafgaand aan de door hem gewonnen slag. Ook de keizer van Oostenrijk, Josef II, zou erop hebben geschaakt. Als schaker en historicus begon mijn hart sneller te kloppen. Viel hier meer te halen?!

Zoektocht

Het museumpersoneel wist niet veel over de bron van deze bewering. Als ik een e-mail zou sturen… Een goede week later kreeg ik antwoord. De vorige conservator had in de jaren ’90 iets gelezen in een artikel van ene A. B. Kral. Dat was helaas alles. Whatsapp bracht uitkomst. Uit een groep met veel Tsjechische studenten kwam al snel dat Kral een in 2005 overleden kunsthistoricus was. Iemand anders kwam met een link naar een database met zijn artikelen; drie van de 37 gingen over Napoleon. Helaas werd met geen woord in een van de artikelen gerept over een schaaktafeltje. Doodlopend spoor. Uit de andere groep, een schaakgroep met ook enkele Tsjechische leden, kwam het verlossende antwoord.  De zoekterm ‘ sachovy stolek Napoleon’ leidde naar een Tsjechisch blog. Ene František Kopecký had in een boekje over de Slag bij Austerlitz over het schaaktafeltje geschreven. Zou Kopecký nog meer over het tafeltje hebben geschreven in dit boek? De bieb in Praag kon het uit Pilsen laten komen. Eenmaal in mijn bezit bleek dit het einde van de zoektocht. Kopecký had een zeer uitgebreide literatuurlijst in zijn boek opgenomen, maar faalde jammerlijk in het plaatsen van ook maar één verwijzing naar een boek uit de lijst. Waar hij de informatie over het schaaktafeltje had opgediept bleef dan ook duister.

Lees meer >

De eerste wereldkampioene schaken: Vera Menchik

Vera Menchik werd in 1906 geboren in Rusland als dochter van een Tsjechische vader, die een adellijke betrekking had. De familie vluchtte na de Bolsjewistische revolutie van 1917 naar Engeland, waar Vera samen met haar moeder en zuster in de buurt van Hastings bleef wonen. Het bleek dat ze een talent voor schaken had en ze won in 1927 in London het individuele damestoernooi dat samenviel met de Olympiade.

Lees meer >

De 18-jarige Frits Böttcher verslaat de wereldkampioen

Aflevering 3, lees ook aflevering 1 en 2.

Eerst een vraag

Voordat ik begin met dit artikel over de jonge student Frits Böttcher en zijn prestatie tegen wereldkampioen dr. Alexander Aljechin wil ik graag eerst een vraag voorleggen die mij al een tijdje bezighoudt :

Wie weet wie de eerste Nederlander was die een klassieke partij (geen simultaanpartij) speelde tegen Alexander Aljechin en in welk jaar dit was?

Aljechin in Nederland in oktober/november 1933

Wereldkampioen Alexander Aljechin had in 1933 het toernooi in Parijs gewonnen. Hij behaalde acht punten uit negen partijen. Dr. Tartakower werd tweede met zes punten. Het spel van Aljechin verraste steeds door grote originaliteit. Hij verliet zich niet op theoretische paden, hoewel hij de theorie goed kende, doch zocht steeds naar nieuwe wendingen. Na Parijs kwam hij naar Nederland om in oktober/november een serie lucratieve simultaans te spelen. Hij speelde o.m. in Maastricht, Heerlen, Heemstede, Bussum, Groningen, Amsterdam, Eindhoven, Utrecht, Den Haag en besloot zijn toer op 14 november in Rotterdam, waar hij te gast was van het Rotterdamsch Nieuwsblad. Aljechin was een echte broodschaker, hij leefde van het schaken.

Aljechin had hiermee een zwaar programma achter de rug. In slechts 17 dagen speelde hij 15 simultaans, 1 consultatie-simultaan en hield hij een voordracht in het Carlton-hotel welke door de AVRO werd uitgezonden. Ook een wereldkampioen raakt vermoeid en dat was soms af te lezen uit het aantal verliespartijen. Op de laatste dag in Rotterdam zelfs negen verliespartijen. In Amsterdam tegen de nieuwe Beursclub verloor Aljechin er zeven. Aljechin lag hier niet wakker van, je zou ook kunnen zeggen dat het spelpeil in Nederland zich in een stijgende lijn bevond. In totaal speelde Aljechin 624 partijen, waarvan 71 remise, 41 verloren en 512 gewonnen. Een score van bijna 90% en dat is uitstekend te noemen, ook een wereldkampioen kan niet alles winnen!

Lees meer >

Jan Hein Donner – de vroege jaren ’70

Het is een bijzondere leeservaring om het boek van Alexander Münninghoff over Donner te lezen. De sfeer van het naoorlogse Amsterdam is daarin heel herkenbaar weergegeven. Rond 1970 zaten we midden in het studentenprotest en de hippietijd, waar Donner geen deel aan had. Maar in 1972 was het wel Donner, die in het Psychologisch Instituut op het Weesperplein de WK-match tussen Spassky en Fischer van commentaar voorzag. In zijn schaakcarrière kende Donner veel ups en downs,

Lees meer >

Offers als breekijzer

In de toernooipraktijk komt het vaak voor dat wit een aanval begint op de zwarte koningsvleugel. Meestal staat de koning daar goed beschermd achter zijn pionnen, maar als zwart teveel stukken op de damevleugel zet om daar een tegenoffensief te beginnen, kan wit door offers de stelling openbreken. Zulke aanvalspartijen zijn spectaculair en worden vaak gebruikt in schaakrubrieken voor opgaven als wit speelt en wint. Maar de grootmeesters hebben deze offermotieven al veel eerder in de partij gezien.

Lees meer >

Geschiedenis- en schaakquiz

Om deze tijd zonder te schaken aan weerszijden van een bord een beetje beter door te komen, heeft Schaakstad Apeldoorn een quiz bedacht voor de komende drie weken. De meeste vragen van de quiz gaan over de geschiedenis van het schaken in Apeldoorn, aangevuld met een aantal algemene vragen in relatie tot de schaaksport. Zaterdag 9 mei worden de eerste acht vragen gepubliceerd, 16 mei weer acht en de week daarop de laatste zeven stuks. Na elke serie per week sluit de inzendingstermijn voor beantwoording van die serie; de quiz eindigt dus met ingang van zondag 31 mei.

De volgende spelregels zijn van toepassing:

Lees meer >

De grote foto quiz voor schakers

Dit is een heel leuke quiz voor liefhebbers van schaakgeschiedenis. De quiz is gemaakt door Eric Roosendaal. Het gaat erom dat je de 100 beste of beroemdste schakers uit de geschiedenis herkent aan hun foto’s. De keuze van de 100 meest bekende schakers is natuurlijk enigszins willekeurig of een kwestie van smaak.

Er zijn tien niveaus met elk tien afbeeldingen. Wanneer je een niveau hebt voltooid, krijg je toegang tot het volgende niveau.

Lees meer >

Meervoudige offers

In de romantische schaaktijd kwamen er in een partij vaak meerdere offers en tegenoffers voor. Ook in de moderne toernooipraktijk zijn er partijen, waarin meerdere offers voorkomen en daar wil ik een paar voorbeelden van geven. In de tijd dat er nog geduelleerd werd door adellijke heren, leefde wel de opvatting dat het oneervol was om een offer niet aan te nemen. Het Koningsgambiet was in die tijd dan ook een favoriete opening en het gambiet werd meestal aangenomen. Zelf vond ik het twaalfde deeltje van Euwe’s Theorie der Schaakopeningen met het Koningsgambiet het meest fascinerende van de hele reeks.

In 1851 speelden Anderssen en Kieseritsky in London 15 partijen tegen elkaar, waarvan de laatste als de Onsterfelijke Partij bekend bleef. Het is inderdaad het Koningsgambiet dat gespeeld wordt. De zwarte dame gaat samen met de koningsloper op dubbele torenroof uit, maar raakt daardoor ver verwijderd van haar koning. Wit offert dan ook nog zijn dame en met zijn laatste drie lichte stukken zet hij de zwarte koning mat. Een overbekende partij, die ik met enig commentaar van Steinitz toch toevoeg. Overigens bleek Kieseritsky, die de verliezer was van deze partij, toch net iets beter dan Anderssen. Het werd uiteindelijk 7-6 voor hem bij twee remises.

Ik ga nu verder met een partij van GM Evgeni Vasiukov uit het kampioenschap van Moskou uit 1960, dat hij won. Hij speelde in Nederland in 1969 in het IBM toernooi, waar hij met 9,5 uit 15 derde werd achter winnaar Portisch. Op de foto zie je Vasiukov in de RAI, die in een hyperscherpe Siciliaan remise speelt tegen Leonid Stein, drie keer Sovjet kampioen in de jaren ‘60. Vasiukov speelde ook in het Hoogovens-toernooi van 1973, waar hij met 9 uit 15 eveneens derde werd achter winnaar Tal. Het was dus een sterke Sovjet grootmeester, die echter nooit het Sovjet kampioenschap won. Ik maak gebruik van het boek van Koblenz’ Lehrbuch der Schachtaktik.

Lees meer >