Schaakhistorie (6): De eeuwige breuk met Lodewijk Prins
Resultaten uit het verleden zijn geen garantie voor de toekomst. Lodewijk Prins was een van onze grootste Olympiadespelers, maar aan zijn deelname zou natuurlijk een keer een einde komen. Dat gebeurde echter op een zeldzaam harde manier. Tussen Prins en het KNSB-bestuur, in welke samenstelling dan ook, kwam het nooit meer goed.
Lodewijk Prins (geboren in 1913) nam deel aan alle Olympiades van 1937 tot en met 1968. Dat waren er twaalf, alleen Jan Timman en Loek van Wely speelden er later eentje meer. Tussen 1939 en 1950 werden geen Olympiades gespeeld, anders had de lijst van Prins nog indrukwekkender kunnen zijn. Aan het Nederlands kampioenschap nam hij zelden deel. Na 1936 en 1938 was 1948 voor lange tijd zijn laatste. De teams werden niet samengesteld op basis van NK’s, ook niet op basis van Elo-ratings (die waren er nog niet), maar vastgesteld door een plaatsingscommissie of het KNSB-bestuur.
In 1965 meldde Prins zich na zeventien jaar opeens weer aan voor het NK. Met Kuijpers, Langeweg en Zuidema dienden zich in een paar jaar tijd nieuwe topspelers aan, Kuijpers werd in 1963 zelfs kampioen. Zag Prins zijn plaats in het Olympiadeteam in gevaar komen? Mogelijk. Een collega-schaakhistoricus denkt dat Prins zijn kans schoon zag bij de afwezigheid van Donner, voor het eerst sinds 1950. Prins zou geen zin hebben achter Donner te eindigen. Het is een theorie.
Hoe dan ook, het pakte goed uit. Prins eindigde samen met Zuidema bovenaan en liet Kuijpers en Langeweg achter zich, alsmede Ree en Enklaar, die vanaf dat moment ook opstootten. (Enklaar na een paar jaar pauze, daarover in een andere aflevering.) De oude meester won de beslissingsmatch van Zuidema.
Prins was 52, dus de titel was nog geen garantie voor jarenlang behoud van zijn Olympiadeplaats. Maar in 1966 mocht hij uiteraard mee en twee jaar later bereikte hij zelfs zijn hoogste score. In Lugano, waar Nederland de B-groep won (de A-groep telde veertien landen), scoorde Prins 9 uit 12 als tweede reserve, wat je dus ook vierdebordspeler mag noemen.
Samenstelling
Er leek dus geen vuiltje aan de lucht toen de Olympiade van 1970 in Siegen zich aandiende, al kwam Prins in eerste instantie niet in aanmerking. In een interview met Max Pam in Schaakbulletin, dat in 1975 ook werd opgenomen in de interviewbundel ‘De zuiverste liefde is die tussen een man en zijn paard’, omschreef Prins het als volgt.