Rubrieken

Candidate Moves

Na Play 1…b6 (2005), The Philidor Files (2007) en Play the Scandinavian (2010) komt de Franse grootmeester Christian Bauer in 2018 met een nieuw boek, Candidate Moves. Na drie openingsboeken was het tijd voor iets anders. Aan de hand van 41 partijen van Bauer worden een viertal thema’s besproken: kwaliteitsoffers, tactische stellingen, koning in het centrum en rustigere partijen. Opvallend hierbij is dat iedere partij tweemaal wordt behandeld: één keer vanuit het witte perspectief en één keer vanuit het zwarte perspectief.

Bauer is geen onbekende in Nederland. Zo heeft hij afgelopen Pinksterweekend nog het Limburg Open (gedeeld) op zijn naam geschreven. Iets wat hij in 2017 ook al had gepresteerd. Het jaar daarvoor werd hij gedeeld tweede. Drie van de geanalyseerde partijen zijn afkomstig uit dat toernooi. Dat Bauer een sterke grootmeester is, blijkt eveneens uit zijn piekrating van 2682. Daarnaast heeft hij driemaal het kampioenschap van Frankrijk gewonnen.

Lees meer >

Column 54: Anekdotes rondom Donner

Het verhaal in de Top-40 van Johan Hut over grootmeester Jan Hein Donner heeft de gemoederen flink in beweging gebracht. Zoals de Amsterdammer dat gedurende zijn leven zelf ook al volop voor elkaar had gekregen, lukt het hem zoveel jaren na zijn dood toch ook weer. Het boek De Koning van Tim Krabbé en Max Pam laat ook zien hoe Donner er vaak in slaagde om te provoceren en te choqueren. Maar dat hij de lachers meestal op zijn hand kreeg, is ook een feit.

Jan Hein Donner (foto Wikipedia)

Als jonge snuiter van 22 jaar heb ik hem nog even van nabij meegemaakt. En ik moet zeggen dat het een hele belevenis was. Als totale outsider had ik me gekwalificeerd voor het Nederlands Kampioenschap in 1981 in Leeuwarden. Het ging toen om een veertienkamp, dat waren nog eens tijden… Er werd gespeeld in een soort van theater en alle spelers waren ondergebracht in het fameuze Oranjehotel.
Mijn eerste contact met Donner was al heel bijzonder. Bij de loting kwam uit de bus rollen dat ik al in de eerste ronde tegen de Grand maître zou spelen. We zaten aan een lange tafel en Donner keek wat meewarig, mompelde mijn naam (“Grooten, Grooten, wie is dat?”). Uit alles bleek dat hij niet wist wie de debutanten waren (er waren er drie, naast mij Rini Kuijf en Coen Stehouwer) en wat hij er zich bij voor moest stellen.

Lees meer >

Schaakrubrieken weekend 12 mei 2018

Wekelijks publiceren of verwijzen wij naar diverse schaakrubrieken. Wij streven naar publicatie op de woensdag na het voorgaande weekend. Wij proberen de besproken partijen in een viewer te tonen.

Lees meer >

Top-40 Nederlandse schakers. 4: Loek van Wely

Het duurde nog vrij lang voordat Loek van Wely kampioen van Nederland werd, maar toen werd hij het ook zes keer achter elkaar. Toen hij negen jaar na zijn zesde titel een tweede topperiode inging, mocht hij zich definitief een van de allergrootste Nederlandse schakers aller tijden noemen.

Tijdens het Remco Heite Toernooi 2014. Foto: Lennart Ootes

Loek van Wely (geboren 7 oktober 1972) werd in 1988 en 1989 jeugdkampioen van Nederland en debuteerde in 1991 op het NK met een vijfde plaats. In de rest van de jaren negentig werd hij twee keer derde, twee keer vierde en een keer achtste. Het lukte in eigen land dus nog niet, terwijl hij over de hele wereld successen haalde in open toernooien. Van Wely won open toernooien in Berlijn 1991, Philadelphia 1992, New York 1996 en Antwerpen 1996.

In 1996 vroeg Kamski hem als secondant voor zijn WK-match tegen Karpov. Van Wely zei ja en belde vanaf Schiphol nog even een KNSB-bestuurder om te zeggen dat hij toch maar niet meedeed aan het NK. De programmaboekjes waren echter al gedrukt en de jonge wereldreiziger kon een groot conflict nog net afwenden met een schadevergoeding voor nieuwe boekjes. Een jaar later, december 1997, haalde hij bij het FIDE-WK in Groningen (voor het eerst een knock-outtoernooi) de kwartfinale. Van zijn prijzengeld van 76.800 dollar, waarvan hij eerst luidkeels aan journalisten voorrekende hoeveel FIDE-heffing, BTW en inkomstenbelasting hij daarvan moest betalen, zou hij vervolgens een dikke BMW kopen. Dat deed hij ook, maar pas nadat hij eerst zijn rijbewijs haalde.

Die bravoure was er ook in interviews en andere mediamomenten, als de vraag aan de orde was wie de sterkste schaker van Nederland was. Timman, Piket en Van Wely gingen gelijk op. De mediastrijd leidde tot een match tegen Timman in 1998 in Breda. Na drie partijen stond Van Wely twee punten voor, maar Timman kwam terug tot 5-5. Van Wely won de barrage van rapidpartijen, maar verkondigde direct dat hij het gelijkspel als een nederlaag beschouwde.

Lees meer >

Boekrecensie – The Art of the Tarrasch Defence

Toen ik in 2012 met enkele vrienden van de Koninklijke Brugse schaakkring een toernooi in het Spaanse Benasque speelde, waren twee van hen, Frederic Decoster en Linton Donovan, in de ban van de Tarrasch-verdediging. Ik was toen net begonnen met het spelen van 1. d4 en met de nuances en subtiliteiten van de Tarrasch-verdediging was ik onbekend. In mijn onwetendheid ging ik ervan uit dat wit makkelijk spel had tegen de geïsoleerde pion op d5. Dat was natuurlijk wel erg kort door de bocht aangezien veel giganten uit het verleden de Tarrasch in hun repertoire hadden. Frederic en Linton lieten me toen zien welke gevaarlijke ideeën zwart tot zijn beschikking heeft en sindsdien had ik altijd wat schrik om de Tarrasch tegen te krijgen, wat ook weer overdreven was. In 2011 verscheen het boek The Tarrasch Defence van Jacob Aagaard en Nikolaos Ntirlis wat gerust een standaardwerk genoemd mag worden. Het boek leidde tot een opleving van de opening die vooral populair was in de jaren 70 en 80. Sinds 2011 heeft men natuurlijk niet stilgezeten en volgens de laatste stand van de theorie heeft zwart volgens mij wat probleempjes. Ik was dus benieuwd wat Alexey Bezgodov zou vertellen in The Art of the Tarrasch Defence dat eind 2017 verscheen bij uitgeverij New in Chess.

Lees meer >

“Mat in Mar del Plata” door Hans Meijer. Column van Schaakvereniging Promotie.

Hans Meijer neemt ons in zijn column mee naar Argentinië. Natuurlijk mag een schaakopgave niet ontbreken.

Na een busreis van vijf uur kwamen Bernard Bannink en ik vanuit Buenos Aires in Mar del Plata aan. Daar hadden we ons ingeschreven voor het 49° Abierto Internacional Ciudad de Mar del Plata. Sinds mijn vorige toernooi in Andorra waren er vier jaar verstreken en had ik vrijwel geen partij gespeeld.

Lees meer >

Schaakrubrieken weekend 5 mei 2018

Wekelijks publiceren of verwijzen wij naar diverse schaakrubrieken. Wij streven naar publicatie op de woensdag na het voorgaande weekend. Wij proberen de besproken partijen in een viewer te tonen.

Lees meer >

Top-40 Nederlandse schakers. 5: Hein Donner

Een komeetinslag, zo mag je de overwinning van Hein Donner in het Hoogoventoernooi van 1950 noemen. Volkomen uit het niets was hij opeens de aankomende opvolger van Max Euwe als sterkste schaker van Nederland. Hij bleef lang tot de top drie behoren, 31 jaar later werd hij nog tweede op het Nederlands kampioenschap, achter Jan Timman die toen net op het punt stond nummer twee van de wereld te worden.

Johannes Hendrikus Donner (geboren 6 juli 1927) studeerde rechten, in de traditie van zijn familie. Zijn vader was minister van justitie, een zoon van zijn broer werd het later ook. In 1950 speelde hij niet eens in het eerste team van zijn Haagse club DD. Wel speelde hij aan het eerste bord in de hoofdklasse, want ook DD 2 speelde op het hoogste niveau. Voor het eerste team moest hij zich eerst nog maar eens bewijzen. In Beverwijk zaten ze een beetje met hem in hun maag. Donner had de reservegroep van Hoogovens in 1948 en 1949 gewonnen met 9 uit 9 en 8,5 uit 9. Maar ja, om de jongeling nou maar tussen de grootmeesters te zetten? Het gebeurde toch en Donner was de gedoodverfde nummer laatst. Maar tot ieders verbijstering won hij het toernooi, een punt voor Euwe en Rossolimo met achter hen de Nederlandse toppers Cortlever en Van Scheltinga. Toen al werd er een korte revanchematch gespeeld. Euwe won een partij, de overige drie partijen eindigden in remise. Nooit zou Donner een partij van Euwe winnen.

 

Nieuwe heerser?

Hein Donner brak zijn rechtenstudie af na zijn kandidaatsexamen, dat hij nog met succes voltooide. Hij werd beroepsschaker. Zijn debuut op het NK van 1950 verliep matig en in 1952 werd hij derde. In 1954 (het NK werd ongeveer om de twee jaar gespeeld) behaalde hij zijn eerste titel, een punt voor Cortlever en Euwe. Weer volgde er een revanchematch, ruim een jaar later. Euwe won met 4-0 bij zes remises, waarmee hij de Nederlandse titel terugkreeg. Euwe besloot met die overtuigende overwinning de arena te verlaten. Donner reageerde overtuigend, in 1957 en 1958 werd hij kampioen met 9 uit 11 en 9 uit 10. Een nieuwe alleenheerser leek zich aan te dienen.

Lees meer >

Boekrecensie: over gemoderniseerde openingen

Het bouwen van een openingsrepertoire is voor elke schaker een uitdaging. Een opening moet dan ook aan aardig wat eisen voldoen: het moet leuk zijn om te spelen, mag niet teveel werk kosten en je wil er liefst ook nog veel punten mee scoren. Heb je eenmaal een repertoire gekozen, moet je ook nog omgaan met wat je schaakomgeving van jouw openingsrepertoire vindt: de een beschimpt je omdat je een ‘incorrecte’ opening speelt, de ander vindt dat je je niet mag bezighouden met hoofdvarianten omdat je aan een ‘rat race’ zou meedoen.

 

De kritiek van een ander leert je over het algemeen meer over diegene dan over jouzelf. De opmerking over de ‘rat race’ snijdt echter wel hout: openingsstudie kan je namelijk zien als een prisoner’s dilemma: liefst zou je allebei de openingswapens afgooien en een blotevuistengevecht aangaan, maar het is helaas voor iedere schaker rationeel om juist wél aan openingsstudie te doen. Zie de volgende tabel, waarbij ik voor het gemak heb aangenomen dat de twee schakers precies even goed kunnen schaken en dat hun mate van openingsstudie de enige onderscheidende factor is.

 

Je tegenstander
Geen studie Wel studie
Jijzelf Geen studie Remise Verlies
Wel studie Winst Remise
Lees meer >

“Het levensverlengende effect van schaken” door Jan Willem Duijzer. Column van Schaakvereniging Promotie.

The Lancet, 14 april 2018: “Risk thresholds for alcohol consumption: combined analysis of individualparticipant data for 599.912 current drinkers in 83 prospective studies”. De laatste in een jarenlange reeks wetenschappelijke artikelen over de gezondheidseffecten van alcohol. Met helaas een weinig bevredigende, maar wel aannemelijke conclusie: alcohol, in welke mate dan ook, is ongezond. Een glas bier of een wijntje betaal je met een levensverkortend effect van ca. een half uur. Het te verwachten effect van deze publicatie was veel ophef in de media en uiteraard volgde ook al snel de vraag aan de gezondheidsraad en andere instanties om indringender te gaan waarschuwen tegen alcoholgebruik.

Ik denk dat het goed is om te weten dat het gebruik van zelfs weinig alcohol risico’s heeft. Te lang is daar om heen gedraaid. Maar ik denk dat het ook goed is om te beseffen dat deelnemen aan het verkeer ook riskant is. Een autoritje van een kwartier heeft ongetwijfeld al een (gemiddeld) levensverkortend effect, door alle risico’s waar je tijdens zo’n ritje aan blootstaat. Het zou me niet verbazen als die risico’s vergelijkbaar zijn met een of twee biertjes. En dat geldt voor heel wat andere zaken net zo goed. Huishoudelijke klussen zijn bewezen riskant. Naar een voetbalwedstrijd gaan is vast niet zonder gevaar. Een vakantie naar het buitenland boeken is het accepteren van allerlei risico’s. En zelfs zoiets onschuldigs als boodschappen doen kan verkeerd uitpakken. Stress in de rij voor de kassa, gesjouw met tassen, op een overvolle fiets naar huis rijden; onderschat het allemaal niet. Leven zonder risico bestaat niet. Thuis blijven met af en toe een wandeling op het woonerf is waarschijnlijk nog de beste optie.

Lees meer >