Opleiding en Training

Schaakstrategie 22

In deze aflevering een paar passages uit

Hoofdstuk 22: Ruimtevoordeel

Heiki Westerinen: ‘gewurgd’ door Karpov (foto Fidesite)

De speler die meer ruimte heeft, kan gemakkelijker met zijn stukken manoeuvreren. Door het ruimtevoordeel is hij onder meer beter in staat om snel van de ene vleugel naar de andere vleugel te switchen. De speler met een gebrek aan ruimte zal moeilijkheden ondervinden bij een switch van zijn stukken. De samenwerking tussen zijn stukken kan verstoord raken om maar niet te spreken van bepaalde verkrampingsverschijnselen bij de opstelling van zijn stukken. Een belangrijke strategie voor de speler met minder ruimte is het ruilen van stukken.

Lees meer >

Begrijp wat u doet: Siciliaans: Najdorf 2

Het systeem met 6. Lg5

De vorige rubriek was gewijd aan de Najdorfvariant van het Siciliaans, waarin we ons moesten beperken tot de wat oudere of minder gebruikelijke systemen. We hebben daarin onder A) 6. Le2 en B) 6. Lc4 en C) 6. f4 geclassificeerd. De Najdorfvariant is echter een dermate uitgebreid onderzochte openingsvariant dat we daar nog even niet mee klaar zijn.

Ditmaal aandacht voor wat decennialang de hoofdvariant was en voor veel zwartspelers de zwaarste aanslag op de Najdorf, de ultrascherpe aanpak met 6. Lg5. De bedoeling is om de loper zo actief mogelijk te ontwikkelen en vervolgens verder te gaan met f2-f4, Dd1-f3, 0-0-0. Wit heeft in korte tijd de meeste stukken in het spel gebracht en soms zijn er al aanvalswendingen mogelijk omdat alles zeer actief staat opgesteld. Globaal genomen kan wit daarna kiezen of hij zijn ontwikkeling helemaal voltooit met Lf1-d3 en Tae1 (waarna hij alles in stelling heeft gebracht voor een offerkanonnade) of dat hij op de flank begint met g2-g4, Lg5xf6 en g4-g5 waarna zwart op de koningsvleugel onder de voet dreigt te worden gelopen.

Binnen dit variantencomplex zijn zelfs compleet zelfstandige subsystemen ontstaan waar inmiddels al zulke dikke boeken van zijn dat het schielijk onmogelijk is om die te behandelen. Ik beperk me daarom slechts tot het kort bespreken van de meest in het oog lopende problematiek.

Lees meer >

Begrijp wat u doet: Siciliaans: Najdorf 1

Hoofdsystemen

Nadat we in twee afleveringen in algemene beschouwingen het Siciliaans hebben geïntroduceerd, wordt het tijd om iets specifieker te worden. De komende afleveringen zullen in het teken staan van de populaire Najdorf- en Scheveningervarianten. Hoewel het beide afzonderlijke systemen zijn, is er een overlap naar stellingen die vanuit verschillende volgordes kunnen ontstaan. In deze rubriek beperken we ons tot de Najdorf¬variant. Die komt op het bord na de volgende zetten:

1. e4 c5 2. Pf3 d6 3. d4 cxd4 4. Pxd4 Pf6 5. Pc3 a6

Miguel Najdorf (Foto bron onbekend)

Na 5. … e6 zou de beginstelling van de Scheveninger ontstaan, die later aan bod komt. De tekstzet heeft de naam meegekregen van de Pools/Argentijnse grootmeester Miguel Najdorf. Het oorspronkelijke idee, dat door hem in de praktijk werd getest, is om na 6. Le2 verder te gaan met 6. … e5. De reden om met zwart een pion op e5 te zetten is om ruimte in het centrum te creëren en om ooit tot … d6-d5 te komen, zonder dat wit e4-e5 kan antwoorden. In navolging van de Boleslavsky-variant (1. e4 c5 2. Pf3 Pc6 3. d4 cxd4 4. Pxd4 Pf6 5. Pc3 d6 6. Le2 e5) kwam men erachter dat het prijsgeven van veld d5 beter niet met een paard op c6 kan geschieden. Najdorf had ontdekt dat het paard veel beter via d7 kan worden ontwikkeld, zodat het later naar b6 kan om aldus de strijd om veld d5 aan te gaan. Het is onmogelijk om in het tijdsbestek van deze rubriek diepgravend in te gaan om de verschillende systemen. Ik beperk me slechts tot het aanstippen van enkele mogelijkheden met globaal gezien een paar achterliggende gedachten.

Lees meer >

Begrijp wat u doet: Siciliaans introductie 2

De vorige keer is een begin gemaakt met een introductie over het Siciliaans. Die introductie werd geschreven vanuit het perspectief van de zwartspeler. Zoals aangekondigd zullen we deze keer een “witte bril” gaan opzetten.

Vanaf de eerste zetten (1. e4 c5) kun je eigenlijk al zien dat wit in alle open Sicilianen zijn heil zal zoeken op de koningsvleugel en in het centrum. De strijd ontbrandt meestal snel na de opening omdat zich al spoedig tactische mogelijkheden voordoen. Het is nuttig om een paar “standaardwendingen en aanvalsmanoeuvres” te inventariseren:

    A) Combinaties:

  • Paardoffer Pc3-d5
  • Paardoffer Pd4-f5
  • Paardoffer Pd4xe6
  • Pionoffers e4-e5
  • B)Bajonetaanval met g4-g5 gevolgd door:

  • Offers op g7
  • Diverse andere aanvalsvormen

Lees meer >

Begrijp wat u doet: Siciliaans Introductie 1

In deze nieuwe aflevering maken we een begin met misschien wel de meest gespeelde en wellicht ook meest ingewikkelde opening in het hele scala van openingen: het Siciliaans. Vrijwel alle moderne topspelers hebben een variant van het Siciliaans op hun repertoire staan. En ook de voormalige toppers ontkomen er niet aan om zich te bekwamen in deze prachtige maar tevens zo ondoorzichtige opening. Een lastige, misschien zelfs onmogelijke taak voor ondergetekende om daar zodanig structuur in aan te brengen dat een clubschaker goed gewapend ten ijs kan gaan als hij besluit om zich in deze materie te gaan verdiepen. Vanwege het ruimtegebrek is het onmogelijk om alle problematiek te behandelen. Het lijkt daarom raadzaam als de lezer de handboeken en liefst ook met behulp van een databaseprogramma aan de slag gaat om verder wegwijs te worden in dit oerwoud aan varianten.

Lees meer >

Begrijp wat u doet: Franse structuren 4

In de vorige drie afleveringen bespraken we stellingen voortkomend uit het Frans. In het eerste deel (onder A) werd de ketenstrijd belicht die ontstaat in de doorschuifvariant (1. e4 e6 2. d4 d5 3. e5). In het tweede deel (onder B) hebben we onze aandacht gericht op varianten na 3. Pc3.

In deel 3 keken we naar, wat velen de juweel van de Franse verdediging noemen, de Winawervariant die ontstaat na 3. … Lb4.

In dit vierde en laatste deel rest ons nog één speelwijze die ook tot weer heel specifieke stellingsbeelden leidt, namelijk de ontwikkeling van het witte damepaard naar d2.

Lees meer >

Begrijp wat u doet: Franse structuren 3

We zijn al twee afleveringen bezig met de problematiek van gesloten stellingen in het Frans. In het eerste deel (onder A) werd de ketenstrijd belicht die ontstaat in de doorschuifvariant (1. e4 e6 2. d4 d5 3. e5). In het tweede deel (onder B) hebben we onze aandacht gericht op de varianten na 3. Pc3.

We nemen nu de draad op met één van de hoofdlijnen namelijk de zogenaamde Winawervariant die ontstaat na 3. … Lb4.

Lees meer >

Schaakstrategie 21

In deze aflevering een paar passages uit

Hoofdstuk 21: Centralisatie

Het is elementair dat een stuk (met uitzondering van de toren!) vanaf een centrumveld meer mobiliteit bezit dan vanaf een randveld. Zo logisch als dit allemaal klinkt, zo moeilijk blijkt de praktijk te zijn. Want hoeveel spelers zijn er niet die tijdens de partij hun centrumstrategie veronachtzamen? In de volgende partij zien we hoe Yusupov het principe van het centraliseren van de stukken consequent toepast, terwijl zijn tegenstander op dit gebied enkele steekjes laat vallen.

Lees meer >

Begrijp wat u doet: Franse structuren 2

In de vorige aflevering zijn we begonnen met het bekijken van de problematiek van gesloten stellingen in het Frans. In het eerste deel (onder A) werd de ketenstrijd belicht die ontstaat in de doorschuifvariant (1. e4 e6 2. d4 d5 3. e5).

Lees meer >

Begrijp wat u doet: Franse structuren 1

In de vorige drie afleveringen keken we naar de ketenstrijd en veel van wat daarmee samenhangt in het Konings-Indisch. Het ligt voor de hand om deze lijn door te trekken in een geheel andere opening namelijk in het Frans.

Daar ontstaan in diverse varianten ook pionnenketens, zodat we kunnen bekijken of we de opgedane ervaringen in het Konings-Indisch ook kunnen gebruiken bij de Franse structuren.

Lees meer >