Schaakhistorie

Het offer in de schaakpartij – Deel 4

Deel 4a: De kandidatenmatch tussen Tal en Larssen

Tal en Larsen plaatsen zich door die gedeelde winst in het interzonale toernooi voor de kandidatenmatches van 1965. Ze treffen elkaar in de halve finale daarvan. Het is de eerste keer dat de uitdager van de wereldkampioen niet uit een kandidatentoernooi komt, maar uit die matches over 10, 12 of meer partijen. Ik geef de laatste en beslissende partij uit die match,

Lees meer >

Een historische sensatie

Jaren geleden maakte ik deel uit van een ambtelijke projectgroep die de opdracht had gekregen de ontwikkeling van een Nationaal Historisch Museum voor te bereiden. Zoals bekend hebben we dat karretje met vaste hand in de poep gereden.

Gelukkig zijn alle betrokkenen toch nog goed terecht gekomen. Over de verantwoordelijke minister van toen las ik onlangs dat hij de vaste columnist van de Telegraaf is geworden. Ik ben benieuwd of hij nog terug gaat komen op ons mislukte avontuur nu er in de Tweede Kamer weer stemmen opgegaan zijn om het nog eens te proberen met zo’n Nationaal Historisch Museum.

Lees meer >

Club Max Euwe wonderlijke landskampioen (1951)

De KNSB-competitie begon in het seizoen 1920-21 met vijf teams in de hoogste klasse, zo schreven we eerder in deze serie. Ook toen er andere teams bij kwamen, werden tot en met 1965 bijna alleen deze teams kampioen. VAS (Amsterdam) 23 keer, ASC (Amsterdam) tien keer, DD (Den Haag) zes keer en NRSV (Rotterdam) en Utrecht elk één keer. Daarmee kom je op 41 kampioenen in 45 jaar. Drie keer werd de competitie niet gespeeld, vanwege reismoeilijkheden in de oorlog. Eén keer was er een kampioen die buiten de oorspronkelijke ‘grote vijf’ viel: in 1951 werd Max Euwe uit Amsterdam kampioen. Wat weten we van deze club en waarom werd het team in 1955 door het bondsbestuur plotseling uit de competitie gezet? Aan dat laatste zou een contributieverhoging van 5 cent ten grondslag liggen.

 

Verzetsheld

Dit is geen verhaal met keiharde feiten, zoals de lezer van mij gewend is. Dit verhaal is gebaseerd op een interview dat ik in 1992 had met een oude clubgenoot. In een interview liggen oude herinneringen wel eens iets anders dan de werkelijkheid.

Voor het clubblad van HSG (Hilversum) had ik een serie interviews met wat ik ‘gewone clubleden’ noemde. Dat definieerde is als leden die geen grootmeester, clubkampioen of voorzitter waren. Natuurlijk was geen van die leden gewoon, want wat betekent dat nou?

“Jij moet Frans Douwes interviewen”, zei een andere oude clubgenoot tegen mij. “Die heeft enorme verhalen. De mooiste over de oorlog, maar daarover gaat hij jou niets vertellen.”

Lees meer >

Het offer in de schaakpartij – Deel 2

Deel 2: Michail Tal op weg naar het wereldkampioenschap

In 1958 was er het interzonale toernooi van Bad Portoroz, waar Tal als de kampioen van de Sovjet Unie van 1957 aan meedeed en waar Larsen zich in 1957 via het zonetoernooi in Wageningen voor plaatste. Dit toernooi werd overtuigend gewonnen door Tal, waardoor hij zich plaatste voor het kandidatentoernooi in Bled van 1959. Larsen speelde aanvankelijk een goed interzonaal toernooi,

Lees meer >

Puzzelcompetitie van het MEC

De schaakwereld is in deze Corona-periode heel actief geworden en ook het MEC wil een steentje bijdragen.

Vanaf vandaag starten we een puzzelcompetitie. Elke maandag-woensdag-vrijdag om 12.00 uur publiceren we een nieuwe aflevering. Het MEC stelt een aantal prijzen beschikbaar en iedereen kan meedoen! www.maxeuwe.nl/index.php/activiteit/122-blijf-thuis/594-blijf-thuis-puzzels

Daarnaast publiceren we elke dinsdag en donderdag een leuke cartoon van Rupert van der Linden, aangevuld met een verhaaltje.

Lees meer >

Schaakgeschiedenis in vogelvlucht 22: Bobby Fischer

Deze rubriek is gemaakt voor schaaksite.nl en is terug te vinden onder het kopje ‘Schaakhistorie’. Omdat het schaakspel een eeuwenoud spel is, dat naar schatting al 3000 jaar oud is, lijkt het mij gepast om een serie korte artikelen te presenteren, waarin de schaakgeschiedenis voor het voetlicht wordt gebracht. In de vorige aflevering hebben we het gehad over Boris Spassky. In deze nieuwe aflevering zullen we het hebben over Bobby Fischer (Geboren in 1943 en gestorven in 2008 op 64-jarige leeftijd).

 

In deze tijden van weinig actualiteit hierbij een nieuwe aflevering van een speciale serie over de schaakgeschiedenis. De vorige keer kwam de Rus Boris Spassky aan bod. Hij raakte in Reykjavik 1972 de titel kwijt aan de legendarische Amerikaan Bobby Fischer (geboren 1943). Over Fischer zijn hele boeken geschreven. We zullen ons beperken tot een paar markante punten in zijn leven.

Geboren in Chicago, later verhuisd naar New York, leerde hij samen met zijn zus Joan, schaken. Het spel greep hem meteen en als 13-jarige versloeg hij de gerenommeerde Donald Byrne (zie analyse verderop).

De nog jeugdige Fischer

Een jaar later werd hij al kampioen van de Verenigde Staten. Daar bleef het niet bij, want van de acht keer dat hij meespeelde, werd hij telkens kampioen. Daarbij lukte het hem zelfs, in 1963, om de maximale score van 11 uit 11 te behalen. In 1958 nam hij deel aan het Interzonale toernooi van Portoroz en omdat hij daar zesde werd, mocht hij zich vanaf dat moment grootmeester noemen, de jongste in de geschiedenis van dat moment. Het duurde tot 1991 eer Judit Polgar dit record aanscherpte.

 

In 1962 was Fischer een stuk sterker; hij won het Interzonale toernooi in Stockholm met grote voorsprong en daarom werd hij gezien als één van de grote kanshebbers bij het Kandidatentoernooi in Curaçao van datzelfde jaar. Dat werd overigens een deceptie en Fischer sprak later van een ‘combine’ die Sovjet-spelers tegen hem hadden georganiseerd.

 

Zelf ben ik op het eiland geboren en omdat mijn vader een schaker was, nam hij mij op 4-jarige leeftijd mee om bij de grootmeesters te gaan kijken. Ik kan me daar helaas niets meer van herinneren, maar misschien is daarmee voor mij ook de mythevorming rondom Fischer ontstaan. Tien jaar later, reisde ik met een schaakmakker naar het museumplein in Amsterdam om naar het commentaar van Jan Hein Donner te luisteren bij de beroemde WK-tweekamp in Reykjavik. Een eenling uit de Verenigde Staten tegen het complete Sovjet-systeem!

Lees meer >

BSG werd eerste dorpsclub in de hoogste klasse

De KNSB-competitie begon honderd jaar geleden met slechts vijf clubs uit de vier grote steden: VAS en ASC uit Amsterdam, NRSV uit Rotterdam, DD uit Den Haag en Utrecht. In deze aflevering van Teun Koorevaar in onze serie over de KNSB-competitie is te lezen dat BSG (Bussum) in 1930 als zesde werd toegelaten. Schaakhistoricus Ton Sibbing, de inmiddels overleden conservator van het Max Euwe Centrum, deed daar onderzoek naar voor het jubileumboekje van zijn club BSG in 1991. Waarom werd deze dorpsclub zomaar toegelaten door de elitaire stadsclubs?

Na de start van de competitie werden er overal in het land regionale competities opgezet. In 1923 begon dat in Utrecht en het Gooi, een combinatie die nog steeds bestaat als de Stichts-Gooise Schaakbond. De naam was oorspronkelijk District III. BSG en Utrecht 2 werden beurtelings kampioen, de andere clubs waren HSG (Hilversum) en Amersfoort en vanaf 1926 Weesp. De diverse regionale competities heetten tweede klassen, de competitie van de grote vijf heette eerste klasse. Natuurlijk waren er wel mensen die op het idee kwamen van promotie en degradatie, maar de grote vijf hielden dat tegen.

Lees meer >

Rotterdam Landskampioen 1930/31, Daniël Noteboom topscorer!

Afgelopen weekend is de 80ste editie gehouden van het vermaarde Noteboomtoernooi. Dit herdenkingstoernooi is iets ouder dan ons Hoogovens Schaaktoernooi. De oude rivalen Anatoly Karpov (68), Robert Hübner (71) en Jan Timman (68) waren uitgenodigd, aangevuld met de LSG’er en oud-Nederlands en oud-Joegoslavisch kampioen Predrag Nikolic (59), om een dubbelrondige Rapid vierkamp te spelen. De benjamin van dit gezelschap won met 4,5 uit 6. Hij won beide keren overtuigend van Jan Timman die als hekkensluiter eindigde. Nikolic heeft al vele malen het Noteboomtoernooi gewonnen, dit was zijn zesde keer alweer.

                                                                        De Oude Meesters in Leiden

Ooit waren zij ook eens jeugdtalenten die zich volledig konden ontwikkelen en grote successen konden boeken. Dit was de jonge ´meester´ en schaaktalent Daniël Noteboom helaas niet gegeven. Hij overleed plotseling op 21-jarige leeftijd in de bloei van zijn (schaak)leven. Het zal altijd een open vraag blijven hoe ver hij had kunnen komen?

Dit is een aardig bruggetje naar de inhoud van dit artikel. In 1925 werd de vijftienjarige Daniël Noteboom, door bemiddeling van de secretaris, lid van het Leidsche Schaakgenootschap (LSG). Deze secretaris was de vader van een vriendje van Daniël en hij mocht een avondje op proef komen en daarna ook blijven. ‘Schaken bij LSG was, zoals bij de meeste schaakclubs in die tijd, slechts voorbehouden aan wat oudere, maatschappelijk geslaagde heren.´ Of anders gezegd, schaken was toen nog een elitesport. De schaakelite in Nederland bestond in die tijd uit adellijken, professoren, wetenschappelijk opgeleiden en maatschappelijk geslaagden. Het was uitzondering als je daar als jongeling mocht aansluiten.

Drie jaar achtereen werd de jongeling eerste in de onderlinge competitie van de Leidsche en liet hij ook buiten deze competitie blijken van zijn schaaktalent. Een kant die altijd onderbelicht bleef was zijn belangrijke bijdrage aan het grote succes van een Rotterdamse schaakvereniging. Dit wil ik hieronder rechtzetten. Hetzelfde geldt voor zijn boekje uit 1931 Hoe leer ik schaak spelen!

Lees meer >

Het wereldkampioenschap Schaken 1948-2020

Een nieuwe wereldkampioen

Toen Aljechin kort na de Tweede Wereldoorlog overleed, was er geen wereldkampioen meer. Onder leiding van FIDE voorzitter Alexander Rueb werden er plannen gemaakt om een toernooi om het wereldkampioenschap te organiseren. Er gingen wel stemmen op om Euwe tijdelijk als wereldkampioen te benoemen, maar daar wilde hij niet van weten. Integendeel Euwe reisde de hele wereld af om de schaakbonden hierin op één lijn te krijgen.

Lees meer >

Van massakamp naar competitie

Het is deze maand honderd jaar geleden dat de huidige KNSB-competitie van start is gegaan. De eerste wedstrijd, DD – NRSV (uitslag 6-4), werd op zondag 29 februari 1920 gespeeld in café Hollandais in Den Haag. Maar er is al eerder een competitie geweest die evenwel geen lang leven was beschoren.

De eerste bouwstenen werden kort na de vorige eeuwwisseling gelegd. Jan Willem te Kolsté, redacteur van het Tijdschrift van den Nederlandschen Schaakbond,

Lees meer >