Eindspelen zijn mooier en interessanter dan menigeen denkt!
In elk toernooi zien we de nodige eindspelen ontstaan en vrienden en bekenden weten dat ik dat daar een meer dan normale interesse voor heb. In dit Nederlands Kampioenschap zag ik een paar eindspelen die mijn aandacht trokken, toevallig omdat er een luikje in mijn hoofd openging waardoor een bepaald type kennis plotseling naar boven kwam. Gezegd moet worden dat de nu volgende fragmenten vaak in een tijdnoodfase (en soms uit een tiebreak kwamen, met veel minder tijd) ontstonden, waardoor ik geneigd ben het spel van de spelers met de mantel der liefde te bedekken. Vanaf de zijlijn wordt van alles geroepen (vooral in het hedendaagse voetbal!) en de schaakwereld doet daar tegenwoordig ook volop aan mee. Heeft uiteraard te maken met de engines die iedereen kan aan- en uitzetten. In livestreams zien de commentatoren (én het publiek) vaak geen engine, maar wel een balk aan de zijkant van het diagram die flink omhoog (dan wel omlaag) schiet als er een blunder wordt gemaakt. Dan is het makkelijk om kritiek te leveren; gemakshalve wordt vergeten dat als je zelf achter het bord zit en de spanning van de partij voelt, het allemaal niet zo eenvoudig is om de goede voortzettingen te vinden. Dit gezegd hebbende, bespeur ik bij veel schakers weinig affiniteit met eindspelen. Er blijkt bij velen een soort “ingewortelde angst” te bestaan om een eindspel in te gaan; men houdt liever zoveel mogelijk stukken op het bord om in een koningsaanval zijn slag te kunnen slaan. Dat wil iedereen wel! Desondanks ben ik van mening dat kennis van het eindspel, aangevuld met de nodige vaardigheid om een eindspel ook op de juiste manier te kunnen behandelen, bij veel spelers tot een aanzienlijke verhoging van hun niveau zou kunnen leiden. Is het niet bekend dat je middenspelen veel beter gaat behandelen als je weet wat je moet overhouden? Omdat ik dit soort bevindingen en deze conclusies al vaker heb geuit (zoals u kunt zien in de serie Eindspelfinesses die ik ooit samen met GM Twan Burg heb opgezet) leidde dat er zelfs toe dat ik door New in Chess werd benaderd of ik boek over het eindspel in elkaar te zetten. Mocht het u in interesseren, onderaan dit artikel de link naar dit boek.
Dat het eindspel zo moeilijk is, blijkt ook uit de vele voorbeelden uit de (groot)meesterpraktijk. In het NIC-blog heb ik hiervan een paar krasse staaltjes uit dit jaar gevonden, waarin sterke GM’s soms vreselijk mistasten:
Lees meer >
(Koneru, Humpy (2523) vs. Khademalsharieh, Sarasadat (2458), Monaco, 25-02-2025)
Sommige schaaktrainers gebruiken eindspelstudies in hun trainingen omdat die vele voordelen hebben om bepaalde vaardigheden aan te leren en verder te oefenen. Dat studies een ideale tool kunnen vormen voor schaaktraining van talentvolle spelers, blijkt als we bedenken wat voor soort vaardigheden een speler tijdens een partij nodig heeft. Even een paar op een rijtje:
Er was in de tweede ronde een eindspel dat de aandacht trok. Daarom leek het me interessant om het eindspel nog eens nader te bekijken en van commentaar en uitleg te voorzien. Het ging om de partij tussen de twee Indiërs Harikrishna en Praggnanandhaa, die door laatstgenoemde werd gewonnen.
De rookwolken van het Tata Steel schaaktoernooi zijn al weer even opgetrokken, maar het leek mij toch een goed idee om eens naar wat eindspelen te kijken die daar op het bord kwamen. En dan vooral naar toreneindspelen omdat die het meeste voorkomen in de praktijk. Als liefhebber van deze eindspelen, viel mijn oog op twee partijen waar de talentvolle Nederlandse grootmeester Liam Vrolijk betrokken was. En dat was misschien voor hem niet iets om met genoegen aan terug te denken, maar in elk geval kunnen er de nodige lessen getrokken worden uit twee eindspelen die veel moeilijker bleken te zijn dan je op het eerste gezicht zou verwachten.

