Rubrieken

Waarom vinden veel schakers eindspelen niet leuk?

Wanneer ik iets over eindspelen schrijf, krijgt zo’n blog veel minder bezoekers in vergelijking tot een blog waarin iets staat over het middenspel. Wat is er aan de hand? Ik doe een poging om een antwoord te bedenken…

Lees meer >

Krantenrubrieken weekends 11 en 18 mei 2024

Wekelijks publiceren we de schaakrubrieken van Dimitri Reinderman voor HDC Media, Henk Prins voor het Reformatorisch Dagblad, Nick Maatman voor Dagblad van het Noorden / Leeuwarder Courant en Hans Ree in de Groene Amsterdammer.

Lees meer >

Jan Esser: echt een schaker

Johannes (Jan) Esser (1877-1946) was één van de grondleggers van de plastische chirurgie en uitvinder van de nog steeds gebruikte Esser-inlay. Hij was miljonair, kasteelheer, speculant en had een gezin. Was huisarts, tandarts én wetenschapper. Esser had een grote kunstverzameling; als een van de eersten zag hij de waarde van Mondriaan, Witsen, Breitner en Sluijters. Hij was met hen bevriend. Ook was hij een van de eerste officiële Nederlandse schaakkampioenen: in 1913.

Lees meer >

Rook Endgames from Morphy to Carlsen

Het toreneindspel mag zich de laatste tijd op een warme belangstelling verheugen bij auteurs. Eerder dit jaar waren er twee leerboeken van Quality Chess en nu heeft Gambit een interessante duit in het zakje gedaan. Het roept natuurlijk wel een vraag op. Waarom zoveel aandacht voor toreneindspelen?

Dat laat zich tamelijk eenvoudig verklaren. De toren doet over het algemeen later aan het spel mee dan andere stukken. De kans is dus ook wat groter dat ze overleven tot aan het eindspel. Toreneindspelen komen relatief vaak voor. Het zijn bijzonder boeiende eindspelen met regelmatig fraaie tactische wendingen.

Een ander punt is dat men vaak beweert dat de ‘remisemarge’ tamelijk hoog is. Dat mag dan wel zo zijn, maar dat neemt niet weg dat een foutje zo is gemaakt en dat het al gauw een half of heel punt kan schelen. Dus is er alle reden om u te verdiepen in dergelijke eindspelen.

Lees meer >

Misdadige breinen

‘Ik ben niet zo’n groot kenner van misdaadliteratuur en ik kan me niet veel schaakthrillers of moordmysteries voor de geest halen die zich afspelen tijdens schaaktoernooien. Eentje, of eigenlijk twee, wil ik nog wel noemen. De Tsjechisch-Duitse voormalig wereldtopper Vlastimil Hort bracht al in 1989 Schwarzweisse Erzählungen uit, een bundel met drie lange korte verhalen waarin ook twee moordmysteries staan die opgelost moeten worden door een FIDE-medewerker genaamd Jan Bodlacek.

Lees meer >

Krantenrubrieken 27 april en 4 mei 2024

Wekelijks publiceren we de schaakrubrieken van Dimitri Reinderman voor HDC Media, Henk Prins voor het Reformatorisch Dagblad, Nick Maatman voor Dagblad van het Noorden / Leeuwarder Courant en Hans Ree in de Groene Amsterdammer.

Lees meer >

Schakers en de Europese verkiezingen

Schakers weten dat een zet die een verandering van de dynamiek op het schaakbord brengt niet per se een verbetering oplevert en meer dan eens het tegendeel bewerkstelligt. De voorspelde ruk naar rechts bij de Europese verkiezingen geeft aan dat er nog altijd te weinig mensen schaken.

Schaakrubrieken weekends 13 & 20 april 2024

Wekelijks publiceren we de schaakrubrieken van Dimitri Reinderman voor HDC Media, Henk Prins voor het Reformatorisch Dagblad, Nick Maatman voor Dagblad van het Noorden / Leeuwarder Courant en Hans Ree in de Groene Amsterdammer.

Lees meer >

Huizinga en de spelende mens

Homo ludens, de spelende mens. Het is de titel van het baanbrekende boek van Johan Huizinga (1872-1945), historicus, cultuurfilosoof en antropoloog.

Huizinga werd vooral bekend door zijn eerste boek, ‘Herfsttij der Middeleeuwen’, dat in 1919 verscheen. Op tot dan toe geheel nieuwe wijze benaderde hij geschiedenis, in dit geval de Middeleeuwen. Niet alleen met feiten maar vooral in een zorgvuldige reconstructie van sfeer, levensgevoel, religieuze ervaring en houding tegenover de dood. Het boek werd wereldberoemd.

Beroemd werd ook het boek dat bijna twintig jaar later gepubliceerd werd, ‘Homo Ludens’. Lang geleden las ik dat boek. Of liever gezegd, ik probeerde het te lezen. Nu zou ik het beter begrijpen na bijna een leven lang aan de zijde van een spelende mens, beeldend kunstenaar Maartje van Lieshout.

Het hiernavolgende artikel van Foppe Jan Montsma gaat over de meetlat die Huizinga langs schaken legde. Is schaken van culturele waarde of is het niet meer dan een tijdverdrijf, te vergelijken met dobbelen?

Om te begrijpen met welk perspectief Huizinga naar spel keek, een citaat uit het boek dat de kern van de zaak weergeeft. Drink het even in want de beeldende taal is niet de karige en efficiënte taal die we gewend zijn.

‘Men kan bijna al het abstracte loochenen: recht, schoonheid, waarheid, goedheid, geest, God. Men kan den ernst loochenen. Het spel niet. Maar met het spel erkent men, of men wil of niet, den geest. Want het spel is, wat ook zijn wezen zij, niet stof. Het doorbreekt, reeds in de dierenwereld, de grenzen van het fysisch bestaande. Het is ten opzichte van een gedetermineerd gedachte wereld van louter krachtwerkingen in den volsten zin des woord een superabundans, een overtolligheid. Eerst door het instromen van den geest, die de volstrekte gedetermineerdheid opheft, wordt de aanwezigheid van het spel mogelijk, denkbaar, begrijpelijk. Het bestaan van het spel bevestigt voortdurend, en in den hoogsten zin, het supralogisch karakter van onze situatie in den kosmos. De dieren kunnen spelen, dus zij zijn reeds meer dan mechanismen. Wij spelen, en weten, dat wij spelen, dus wij zijn meer dan enkel redelijke wezens, want het spel is onredelijk.’

Vrij vertaald: spelen en het bewustzijn daarvan is de kern van het menszijn. En, zo voegt hij daar met zoveel woorden in het boek aan toe, alles van culturele waarde komt daar uit voort.

Homo ludens

door Foppe Jan Montsma

Ludiek noemde ik het Dodo-Indisch in mijn stuk daarover. Toen ik dat woord gebruikte dacht ik: laat ik toch eens kijken wat onze meest beroemde cultuurhistoricus, Johan Huizinga, in zijn boek ‘Homo Ludens’ over het schaakspel te melden heeft. Zou hij wellicht ook ons spelletje onder dat aspect hebben beschouwd?

Welnu, wat hij in dit opzicht te melden heeft, is door zijn geborneerdheid voor mij een beetje onthutsend. In dat beroemde boek schat hij het schaken weliswaar hoger in dan de dobbelspelen, die hij voor de cultuur steriel noemt, maar het schaken acht hij een bezigheid die eveneens “onvruchtbaar blijft voor de cultuur”, dus even steriel als het dobbelen en, let op, “ook geen zichtbare schoonheid inhoudt.”

Lees meer >

Mijn schaaklevenslijn

Deel 1

SCHAKEN heb ik van mijn vader. Nadat Max Euwe in 1935 de grote Aljechin had verslagen en wereldkapionen was geworden, raakte hij enthousiast en speelde af en toe met oom Jan in de huiskamer aan het Haagse Bezuidenhout. Mij leerde hij de zetten en hij kocht op de rommelmarkt een uit ivoor gedraaid schaakspel, wit tegen rood, dat ik na mijn verhuizing niet terug kan vinden,

Lees meer >