Column 34: Compliment of belediging?
De schaakwereld wordt gedomineerd door Elogetallen. Ik herinner me een oude anekdote van Hans Ree die hiermee te maken heeft. Ree schreef dat hij wel eens met zijn team in de trein op weg was voor een uitwedstrijd. Spelers met lagere Elo’s verloren discussies over algemene onderwerpen van de spelers met de hoge Elo’s. Blijkbaar omdat het ontzag kennelijk zo groot is dat zelfs als het niet over het schaken gaat, het respect voor de sterkere schakers overheerst.
Toen ik ooit meespeelde in een van de beroemde Ohra-toernooien in Amsterdam, maakte ik samen met Gert-Jan de Boer een wandelingetje langs de RAI, waar het toernooi plaatsvond. Wij waren beide toen 2300-spelers. Terwijl we een frisse neus aan het halen waren, zagen we dat meer schakers op hetzelfde idee waren gekomen. De Boer maakte mij er op attent dat de Elo-hiërarchie bij schakers flink ingeworteld is. “Kijk”, zei hij, “daar lopen twee spelers met elkaar te praten, ze hebben allebei 2400+. En zie, daar lopen er weer twee, dat zijn twee 2500-spelers die elkaar opzoeken”. Dat ging me toch wat ver, maar toen we de hoek omkwamen, zagen we weer twee mensen. Ditmaal hadden ze allebei 2600+. “Ik moet je helaas gelijk geven”, antwoordde ik, “waarom lopen wij met elkaar een blokje om? Alleen maar omdat we allebei 2300+ hebben”?
Ik moet zeggen dat ik niet zo van de Elogetalletjes ben, al is het alleen maar omdat mijn Elo de laatste jaren zienderogen is gedaald. Ik heb wel respect voor het spel van sterke schakers omdat zij het spelletje beter beheersen dan ik. Maar waarom zou iemand met een hogere Elo zich verheven moeten voelen boven iemand met een lagere? Ik zie anders.
Een merkwaardig voorval deed zich ooit voor. Ik was in 2002 op bezoek tijdens de Olympiade in Bled (Slovenië) omdat mijn vriendin (Petra Schuurman) daar uitkwam voor het Nederlandse damesteam. Terwijl zij maar haar coach aan het voorbereiden was, kwam ik ’s morgens in de lobby Ivan Sokolov Ivan Sokolov (Foto Jos Sutmuller) tegen.
Sokolov heeft, zolang als ik hem ken, voor mij een duizelingwekkend hoge rating. Maar hij is de beroerdste niet en spreekt soms ook mensen uit de lagere regionen aan. Niet veel spelers van dat niveau spreken mij spontaan aan. “Ik ben aan het voorbereiden op Vladimir Georgiev (zie foto, bron onbekend)”, vertrouwde hij mij toe “en ik zag een partij van jou tegen hem. Volgens mij heb jij jezelf vele malen overtroffen in die partij”, zo liet hij mij weten.
Natuurlijk herinnerde ik me die partij. Het was een soort veredelde koffiehuispartij, waarin ik twee torens offerde voor een mataanval die geen mataanval bleek te zijn, maar uiteindelijk doorsloeg omdat mijn tegenstander in tijdnood de mist inging. Bij een controle met Fritz bleek na afloop dat er de nodige fouten over en weer gemaakt waren. Ik wist nu niet of zijn opmerking cynisch bedoeld was, of dat hij het echt meende. Moest ik zijn opmerking opvatten als een compliment omdat ik een sterke grootmeester had verslagen, of als een belediging omdat ik mezelf volgens hem overtroffen had in een partij vol met fouten…
Eigenlijk perplex en daarom niet ad rem genoeg, stamelde ik wat en net toen ik bij mijn positieven kwam en hem toch even wilde vragen wat hij precies bedoelde, was hij al weer in de lift verdwenen. Het is er later nooit meer van gekomen. ’s Middags bleek Sokolov met wit een zware dobber aan de Macedoniër te hebben, ondanks het Eloverschil tussen 2684 en 2501. Later keek ik nog eens naar de partij die ik tegen dezelfde tegenstander had gespeeld in een toernooi in Gelsenkirchen. Het was een partij zoals ze die in de Romantische periode uit de schaakgeschiedenis speelden. Vol op de aanval, zware offers werden niet geschuwd. Daarin werden over en weer de nodige fouten gemaakt, maar dat mocht de pret niet drukken. Als er geen Fritz had bestaan, had ik me een soort kunstenaar gevoeld.
Herman Grooten – Vladimir Georgiev, Gelsenkirchen 1999.
1. d4 d6 2. Pf3 Pf6 3. c4 g6 4. Pc3 Lf5 Een systeem dat ik niet zo goed ken, maar dat ik wel eens gezien had van John van der Wiel. 5. Db3 b6!?
Ik was verbaasd over deze zet. Het verzwakt nogal wat witte velden maar zwart lijkt het te kunnen hebben. 6. c5!? In plaats van mijn ontwikkeling te voltooien, wil ik hem flink aan de tand voelen om zo mijn stukken straks met tempowinst in de strijd te werpen. 6… Lg7 7. e4 Lg4?! Hij neemt de handschoen niet op, maar nu krijgt wit gelijk. [De pointe moest zijn dat wit na 7… Pxe4 8. Lc4 O-O [8… e6 9. g4!] 9. Ld5 Pxc3 10. Lxa8 Pe4 11. cxb6 axb6 een kwaliteit tegen een pion zou hebben verdiend, maar de stelling is verre van duidelijk.] 8. Pg5 O-O 9. Lc4 De8 10. h3
10… Lc8 De juiste zet, hoewel de loper terug naar zijn aanvangsveld gaat. [Slechter is 10… Ld7? 11. e5 dxe5?! [11… Pc6! verdient dan de voorkeur, analoog aan de partij.] 12. dxe5 Pc6 13. Lxf7+ Txf7 14. Dxf7+ Dxf7 15. Pxf7 Kxf7 16. exf6 Lxf6 17. Le3 met groot voordeel voor wit.] 11. e5 Pc6 Zwart vecht terug, maar het is duidelijk dat hij in de problemen is. [Ook na 11… dxe5 12. dxe5 Pc6 komt wit er goed uit: 13. Lxf7+ Txf7 14. Pxf7 Dxf7 15. Dxf7+ Kxf7 16. exf6 Lxf6 17. Le3]
12. Lb5?! Helaas mis ik nu een kans op veel groter voordeel. [Niet optimaal is 12. Lxf7+?! Txf7 13. Dxf7+ Dxf7 14. Pxf7 Kxf7 15. exf6 Lxf6 16. Le3 Pxd4 17. Lxd4 Lxd4 18. cxd6 exd6 19. Pb5 Lxb2 20. Tb1 Le5 21. Pxc7 en wit staat een tikje beter.] [Verreweg het sterkste was 12. Pb5! omdat c7 niet op een fatsoenlijke manier te dekken is.] 12… a6?! Maar gelukkig speelt zwart het ook niet optimaal. [12… Pxd4 13. Lxe8 Pxb3 14. Lxf7+ Txf7 15. axb3 dxe5 16. Pxf7 Kxf7 17. cxb6 cxb6 18. Le3] [Merkwaardig genoeg was 12… Ld7! nu de juiste zet.] 13. Lxc6 Dxc6 14. exf6 [14. d5 De8] 14… Dxg2 Dat was uiteraard zijn bedoeling.
15. fxg7!? Ik waande me in de ‘Romantische periode’ waar het offeren van materiaal schering en inslag was. Het offer van de toren op h1, komt in de praktijk ook neer op het offeren van de andere op a1. [Een gelijkwaardig alternatief bestond in 15. Dd5 Dxd5 16. Pxd5 exf6 dat na 17. Pe4!? kan leiden tot ondoorzichtige verwikkelingen zoals in de variant wordt getoond: 17… Te8 18. f3 f5 19. Pxc7 Lb7 20. Pxa8 Lxa8 21. cxb6 fxe4 en het is niet duidelijk wie hier beter staat.] 15… Dxh1+ 16. Ke2 Kxg7
17. Pxf7! Dat was uiteraard het idee. Er dreigt om te beginnen Lc1-h6+ met een aftrekschaak, waarna de zwarte dame verloren zou gaan. 17… Kg8! Mijn tegenstander vindt de enige zet. [Na 17… g5? 18. Lxg5 Dxa1 19. Lh6+ zou zwart verliezen. Er zijn twee aardige varianten. 19… Kg8 [19… Kg6 20. Lxf8 Lg4+ 21. hxg4 Txf8 22. De6+ Kg7 23. Pg5 Dxb2+ 24. Kd3 en merkwaardig genoeg staat de witte koning volkomen veilig terwijl de zwarte koning uitgerookt wordt. Er is geen verdediging meer tegen de dreiging Dxe7+.] 20. Pxd6+ e6 en nu het formidabele [20… Kh8 21. Pf7+ Kg8 22. Pd8+ Kh8 23. Lxf8 wint eveneens.] (zie analysediagram)
21. Pd5!! Ik denk overigens niet dat ik deze zet gevonden zou hebben; je weet het maar nooit als de stelling op het bord staat… De vele dreigingen (waaronder het verschrikkelijke Db3-g3+) zijn onpareerbaar. 21… Dg1 22. Pe7+ Kh8 23. Lxf8 cxd6 24. Df3 en zowel Df6+ als Dxa8 worden zwart teveel.] 18. Lh6?! Wat een prachtige zet had moeten zijn, is helaas niet de sterkste. [Objectief beter was 18. Ph6+! Kh8 19. Dd5 en wit zou nog altijd de betere papieren hebben gehad.] 18… Dxa1
19. Pd5?? Helaas, helaas. De verwikkelingen zijn mij nu ook boven het hoofd gegroeid. Zwart staat nu op winst. [Na 19. Pxd6+! e6 20. Lxf8 cxd6 21. Lxd6 heeft wit fantastische compensatie voor de kwaliteit.] 19… Le6! Georgiev verdedigt zich uitstekend. [Ook 19… e6 zou oké zijn voor zwart, maar de tekstzet is verreweg de beste mogelijkheid.] 20. Pg5
20… Lxd5? Gelukkig was mijn tegenstander bijna door zijn tijd, nadenken was er niet meer bij… Hij gaat nu dan ook flink de fout in. [De enige juiste voortzetting is nu de tegenaanval met 20… Dg1! Dat soort zetten vinden computers à tempo. 21. Pxe7+ Kh8 22. De3 helpt niet want na 22… Lc4+ 23. Kd2 Txf2+ staat zwart gewonnen.] 21. Dxd5+
21… Kh8?? En met deze nieuwe blunder graaft hij zijn eigen graf. [De enige zet was 21… e6! 22. Dxe6+ Kh8 hetgeen na 23. Pf7+ Txf7 24. Dxf7 Dxb2+ 25. Kd3 Db1+ in een remise door eeuwig schaak zou hebben geleid. Misschien was dat wel een terechte uitslag van deze partij geweest.] 22. Pf7+ Ik had gelukkig wel door dat de dame nog iets meer doet vanaf veld d5 dan alleen veld f7 dekken…
22… Txf7? Maar mijn tegenstander kennelijk niet. [De enige zet is 22… Kg8 maar ook dat mag niet baten. Wit kan geforceerd mat geven en daartoe moet hij handig gebruik maken van de ‘Zwickmühle’, zoals de Duitser het molentje noemen, waarmee het paard heen en weer springt. 23. Pxd6+ Die pion moet weg omdat veld e5 van cruciaal belang is. 23… Kh8 24. Pf7+ Kg8 25. Pd8+ Dan moet de onderste rij onderbroken worden. 25… Kh8 26. Lxf8 En de belangrijkste verdediger geëlimineerd worden. De matdreigingen zijn dan zo groot geworden, dat het voor wit alleen nog maar zaak is om uit de vijandelijke schaakjes te lopen. Dat lukt met 26… Dxb2+ 27. Kf3 Dc3+ 28. Kg2 en het mat is ondekbaar, bijvoorbeeld: 28… De1 om e5 te dekken, maar het helpt niet na 29. Pf7+ Kg8 30. Ph6+ Kh8 [30… Kxf8 31. Df7#] 31. Dg8#] 23. Dxa8+ Hij keek vreemd op toen ik deze zet uitvoerde en schudde zijn hoofd. Terwijl zijn laatste seconden wegtikten gaf hij mij een hand. Ik voelde me bijna schuldig dat ik zo van hem gewonnen had. Maar het gevoel dat ik een soort kunstenaar was geweest, overheerste. 1-0
De analyse via de viewer:
Overzicht eerdere columns: